De cashflow na financieringslast is een belangrijke indicator en gaat na of de normale bedrijfsvoering voldoende cash genereert om belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid te betalen en om een leefbaar inkomen over te houden voor de gezinsbestedingen. Het is daarnaast een indicatie of er marge is voor nieuwe investeringen en/of nieuwe leningen. Voor de gespecialiseerde vleesveebedrijven schommelt deze in de periode 2012-2022 tussen de 14.900 euro en 35.600 euro per bedrijf en 10.800 euro en 23.600 euro per FAK.
Op deze pagina wordt het landbouwinkomen bekeken vanuit een financieel perspectief. Het richt zich op de vraag of de landbouwer zijn financiële verplichtingen kan nakomen én het bedrijf tevens kan voorzien in een leefbaar inkomen voor de landbouwer en zijn gezin. Dit deel kijkt met andere woorden naar de gegenereerde liquiditeiten ofwel de portemonnee van de landbouwer: wat gaat er in en uit?
Voor meer informatie en voor de definities van de gehanteerde inkomensindicatoren verwijzen we naar de methodologiepagina rond inkomensindicatoren. De resultaten zijn afkomstig van een 600-tal land- en tuinbouwbedrijven die deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk Het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij houdt bedrijfseconomische boekhoudingen bij van een groep Vlaamse land- en tuinbouwers die representatief is voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Meer info (LMN) dat wordt beheerd door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij van de Vlaamse overheid.
De indicator presenteert de resultaten voor de gespecialiseerde vleesveebedrijven. De resultaten zijn geëxtrapoleerd naar de totale Vlaamse vleesveehouderij, zodat ze representatief zijn voor de beroepsmatige Vlaamse vleesveehouderij.
1 FINANCIËLE INKOMENSINDICATOREN, IN EURO PER BEDRIJF
Onderstaande figuur geeft voor de periode 2012-2022 een overzicht van de cashflow voor financieringslast De cashflow voor financieringslast geeft aan hoeveel geld er (bij een normale bedrijfsvoering) beschikbaar is voor financieringslasten (aflossingen en rente), belastingen en bijdragen sociale zekerheid, en gezinsuitgaven. Er wordt geen rekening gehouden met aangerekende opbrengsten en kosten. Meer info , de cashflow na financieringslast Uit de cashflow na financieringslast moet blijken of een normale bedrijfsvoering voldoende cash kan genereren om belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid te betalen én om een leefbaar inkomen over te houden voor de gezinsbestedingen. Meer info en de beschikbare middelen De beschikbare middelen dienen om belastingen en sociale bijdragen te betalen en voor gezinsbestedingen. Niet-courante ontvangsten en uitgaven zijn hierbij – in tegenstelling tot bij de cashflow voor en na financieringslast - wel in rekening gebracht. Meer info voor de gespecialiseerde vleesveebedrijven. De resultaten zijn uitgedrukt in euro per bedrijf, waardoor naast de rendabiliteit van de bedrijven de bedrijfsgrootte een belangrijke rol speelt in de grootte van de indicator.
De cashflow voor financieringslast voor de vleesveehouderij schommelt over de periode 2012 en 2021 van minimaal 35.200 euro in 2016 tot maximaal 60.700 euro per bedrijf in 2020.
De cashflow na financieringslast toont een gelijkaardig patroon. Voor de vleesveehouderij schommelt deze over de periode 2012 en 2022 van minimaal 14.900 euro in 2016 tot maximaal 35.600 euro per bedrijf in 2020. Het verschil tussen de cashflow voor en na financieringslast wordt bepaald door de financieringslasten. Deze liggen in de periode 2012-2022 voor de vleesveebedrijven tussen de 20.300 en 29.800 euro per bedrijf. Een stuk lager dus dan bij de melkveehouderij. Wel nemen de financieringslasten vanaf 2018 steeds verder toe, om in 2022 weer te zakken. Met name bij de tuinbouwbedrijven zien we, gemiddeld genomen, zwaardere financieringslasten en dus – in absolute termen - de grootste verschillen tussen de cashflow voor en na financieringslast.
Uit de cashflow na financieringslast moet blijken of een normale bedrijfsvoering voldoende cash kan genereren om belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid te betalen én om een leefbaar inkomen over te houden voor de gezinsbestedingen. Het geeft eveneens een indicatie of er daarnaast marge is voor nieuwe investeringen en/of nieuwe leningen.
Een derde indicator zijn de beschikbare middelen, die buitengewone ontvangsten en uitgaven en nieuwe leningen en investeringen meeneemt. Voor de vleesveehouderij liggen de beschikbare middelen over de periode 2012-2022 tussen de -17.200 en 31.500 euro per bedrijf. Met deze indicator dient voorzichtig te worden omgesprongen bij het vergelijken van bedrijven. Van jaar tot jaar en naargelang investeringsbeslissingen al dan niet met eigen middelen gefinancierd worden, kan het saldo beschikbare middelen tussen bedrijven sterk variëren.
2 FINANCIËLE INKOMENSINDICATOREN, IN EURO PER FAK
Bovengenoemde resultaten zijn uitgedrukt in euro per bedrijf. Voor de beoordeling of met die cashflow het bedrijf de financiële verplichtingen kan nakomen en of die een levensvatbaar inkomen oplevert, is het echter van belang ook het aantal familiale arbeidskrachten (FAK) mee te nemen in het verhaal. Het maakt een groot verschil uit of één of meer dan één persoon een inkomen moet halen uit die cashflow, bijvoorbeeld in het geval van samenuitbating. De vraag is eveneens of de cashflow dient als enige inkomen voor het hele gezin of dat er naast het inkomen uit het bedrijf nog een aanvullend inkomen is door buitenshuis te werken. Dit is hier niet meegenomen.
De financiële inkomensindicatoren uitgedrukt per FAK vertonen hetzelfde patroon als de resultaten in euro per bedrijf. De cashflow voor financieringslast De cashflow voor financieringslast geeft aan hoeveel geld er (bij een normale bedrijfsvoering) beschikbaar is voor financieringslasten (aflossingen en rente), belastingen en bijdragen sociale zekerheid, en gezinsuitgaven. Er wordt geen rekening gehouden met aangerekende opbrengsten en kosten. Meer info per FAK voor de vleesveehouderij schommelt in de periode 2012-2022 van minimaal 25.500 euro in 2016 tot maximaal 41.100 euro per FAK in 2022.
Voor de vleesveehouderij schommelt de cashflow na financieringslast Uit de cashflow na financieringslast moet blijken of een normale bedrijfsvoering voldoende cash kan genereren om belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid te betalen én om een leefbaar inkomen over te houden voor de gezinsbestedingen. Meer info per FAK van minimaal 10.800 euro in 2013 tot maximaal 23.600 euro per FAK in 2020. Bij de tuinbouw – waar de aflossing van leningen groter is – zien we, in absolute termen, de grootste verschillen in cashflow voor en na financieringslast per FAK.
De beschikbare middelen De beschikbare middelen dienen om belastingen en sociale bijdragen te betalen en voor gezinsbestedingen. Niet-courante ontvangsten en uitgaven zijn hierbij – in tegenstelling tot bij de cashflow voor en na financieringslast - wel in rekening gebracht. Meer info per FAK tonen aan hoeveel er, na het in rekening brengen van buitengewone ontvangsten en uitgaven en nieuwe leningen en investeringen, per familiale arbeidskracht Het aantal familiale arbeidskrachten (FAK) is het aantal niet-betaalde (meestal familiale) regelmatige en niet-regelmatig tewerkgestelde personen die omgerekend worden tot voltijdse arbeidskrachten (zie ook definitie voltijdse arbeidskracht). Meer info overblijft om belastingen en sociale bijdragen te betalen en voor de gezinsbestedingen. Voor de gespecialiseerde vleesveebedrijven schommelen de beschikbare middelen per FAK tussen de -11.300 euro en 21.900 euro per FAK. Zoals eerder al benoemd kan het saldo beschikbare middelen, van jaar tot jaar en naargelang investeringsbeslissingen al dan niet met eigen middelen gefinancierd worden, sterk variëren. Daardoor tonen de beschikbare middelen ook een andere evolutie dan de cashflow voor en na financieringslast.
In het Landbouwmonitoringsnetwerk Het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij houdt bedrijfseconomische boekhoudingen bij van een groep Vlaamse land- en tuinbouwers die representatief is voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Meer info is geen informatie beschikbaar over de hoeveelheid liquide middelen op het bedrijf (de reserves) en ontvangsten en/of uitgaven buiten de landbouw. Er is evenmin zicht op de omvang van de belastingen en de gezinsbestedingen. Het is daardoor niet duidelijk of er vanuit de bedrijfsactiviteiten van dat jaar een toename of afname is van de liquiditeiten van het bedrijf.
Tot slot geldt dat er – voor alle inkomensindicatoren – grote verschillen zijn tussen de bedrijven. Bovenstaande figuren geven gemiddeldes weer voor de vleesveehouderij, waardoor de verschillen tussen de individuele bedrijven niet zichtbaar zijn. Voor alle sectoren en ook in ‘slechte’ jaren is er altijd een bepaald percentage bedrijven dat een voldoende cashflow genereert om te voldoen aan de financiële verplichtingen en een voldoende leefbaar inkomen haalt. Andersom geldt hetzelfde: ook in ‘goede’ jaren zijn er bedrijven die een negatieve cashflow realiseren. De bedrijfseconomische inkomensindicatoren tonen een identiek patroon.