Het doel van een extrapolatie of weging is het opschalen van de resultaten van een steekproef (beperkt aantal waarnemingen) naar de populatie (alle waarnemingen). Zo kan bijvoorbeeld op basis van een bevraging over rentabiliteit/inkomen of kunstmestgebruik bij circa 600 land- en tuinbouwbedrijven via een extrapolatie iets gezegd worden over de rentabiliteit/inkomen of kunstmestgebruik in de gehele Vlaamse land- en tuinbouw. Rentabiliteit, conjunctuurindex, energie en water worden geëxtrapoleerd via het aantal bedrijven. Kunstmest en gewasbescherming worden geëxtrapoleerd via steekproefkengetallen en arealen uit de populatie.

Steekproef

De steekproef is het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) beheerd door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Van circa 600 Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven die hieraan deelnemen, worden bedrijfseconomische, technisch-economische en sinds 2005 ook milieukundige gegevens verzameld. De steekproef moet representatief zijn voor de populatie. De wijze van steekproeftrekking en het aantal bedrijven is vastgelegd door het Europees informatienet landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB, Verordening nr. 79/65/EEG).

Extrapolatie via het aantal bedrijven

Populatie

Het aantal Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven is afkomstig uit de landbouwtelling/landbouwenquête van Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium). Enkel bedrijven met een beroepsmatig karakter (totale standaard output  van minstens 25.000 euro) worden geselecteerd.

Gelijke opdeling van steekproef en populatie

Vanwege van de verscheidenheid in teelten en omvang van bedrijven worden de steekproef en de populatie op een gelijkaardige manier opgedeeld in een tweedimensionale tabel. De twee dimensies zijn de deelsectoren op basis van specialisatie  of typologie (15 deelsectoren) en de economische dimensieklassen (2 tot 4 per deelsector), wat resulteert in een tabel met een 40-tal cellen. Elke cel moet een voldoende aantal bedrijven bevatten. Deze bedrijfsopdeling is in overeenstemming met Europese richtlijnen. 

Extrapolatie

De verhoudingen van de aantallen in populatie en steekproef resulteren in de wegingscoëfficiënten per cel. Bijvoorbeeld telt Statbel 500 kleine gespecialiseerde akkerbouwbedrijven tegenover 12 in het LMN, dan bedraagt de wegingscoëfficiënt voor deze cel 41,67, zijnde 500 gedeeld door 12. De geanalyseerde indicator van de LMN-bedrijven in deze cel wordt hiermee vermenigvuldigd. Dit wordt herhaald voor elke cel. LMN-bedrijven met een sterk afwijkend resultaat (outliers/uitschieters) worden niet meegenomen in de analyse van de indicator.

Sommatie

Na sommatie van de economische dimensieklassen per deelsector bekomt men een inschatting voor elke deelsector. Voor de rapportering worden de 15 deelsectoren geaggregeerd tot 10 of 12. En na sommatie van alle deelsectoren verkrijgt men een inschatting voor de gehele Vlaamse beroepsland- en tuinbouwsector.

Extrapolatie via LMN-kengetallen en arealen

LMN-kengetallenVoor 29 gewasgroepen wordt het LMN-kengetal per jaar berekend (steekproef). Bijvoorbeeld het aantal kilogram stikstof per hectare wintertarwe. Voor gewasbescherming wordt er ook rekening gehouden met de toepassingsgroep (herbicide, insecticide, fungicide en andere) en of het product al dan niet is toegelaten in de biologische landbouw, bijvoorbeeld het aantal kilogram actieve stof fungicide toegelaten in de biologische landbouw per hectare peren. De informatie of een product al dan niet toegelaten is in de biologische landbouw is pas beschikbaar vanaf 2014, zodat de cijferreeks van de gewasbescherming pas start vanaf 2014. Arealen zonder gebruik van kunstmest of gewasbescherming worden meegenomen in de noemer van het kengetal. LMN-kengetallen met een sterk afwijkend resultaat (outliers/uitschieters) worden verwijderd. Om de impact van het weer af te vlakken worden voor gewasbescherming driejaarlijkse kengetallen berekend, bijvoorbeeld 2022 is gebaseerd op de jaren 2020, 2021 en 2022. Kengetallen gebaseerd op minder dan 5 bedrijven worden niet getoond, maar wel meegenomen in de extrapolatie.

Arealen
De arealen van de Vlaamse land- en tuinbouwgewassen zijn afkomstig van de verzamelaanvraag (populatie). Ook hier worden enkel de beroepslandbouwers in rekening gebracht met percelen in Vlaanderen, door uit de Kruispuntbank van Ondernemingen enkel die met een landbouwactiviteit te selecteren. Naast de hoofdteelten worden ook de belangrijkste voor- en nateelten meegenomen omdat hier ook kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen op terechtkomen (grasland voorteelt, groenbedekkers nateelt en groenten in openlucht nateelt). Alle gewassen uit de verzamelaanvraag worden (zoals bij LMN) toegewezen aan een van de 29 gewasgroepen, zodat een totaalbeeld van Vlaanderen verkregen wordt. Ten slotte worden de arealen berekend.

Extrapolatie
Per jaar en gewasgroep wordt het LMN-kengetal vermenigvuldigd met het areaal uit de verzamelaanvraag.

Sommatie
Na sommatie van alle gewasgroepen verkrijgt men een inschatting voor de gehele Vlaamse beroepsland- en tuinbouwsector. Aangezien pas vanaf 2015 de EU-bedrijfsopdeling op de verzamelaanvraag is toegepast, kan er niet eerder gerapporteerd worden op deelsectorniveau.

 

Meer informatie over de extrapolatie kan u terugvinden in deze publicatie: Gebruik van energie, gewasbescherming, water en kunstmest in Vlaamse landbouw, 2005-2011.