Het familiaal arbeidsinkomen van een voltijdse landbouwer ligt in 2021 met 44.705 euro ruim 8% lager dan het inkomen van een voltijds loontrekkende in Vlaanderen.

Om de toestand van de inkomens in de landbouw te vergelijken met deze van de andere werknemers in de economie stellen we de evolutie van het familiaal arbeidsinkomen per familiale arbeidskracht (FAK) tegenover deze van het "vergelijkbaar inkomen". Het familiaal arbeidsinkomen is wat overblijft als vergoeding voor de arbeid van de bedrijfsleider en zijn/haar eventueel meewerkende gezinsleden. Dit gemiddelde inkomen voor de bedrijfsleider, zijn/haar eventuele andere meewerkende partner en gezinsleden wordt uitgedrukt per voltijdse equivalent binnen het landbouwbedrijf. Voor meer info over de berekeningsmethode en de definities van de bestaande inkomensindicatoren verwijzen we naar de methodologiepagina rond inkomensindicatoren.

Het "vergelijkbaar inkomen" verwijst naar het peil van de brutolonen in de economie en vertegenwoordigt het gemiddeld bruto salaris van het geheel van de loontrekkenden  van Vlaanderen. Het wordt bekomen door de verhouding te nemen van de totale loonmassa die in Vlaanderen wordt betaald en het globale aantal loontrekkenden. 

Over de ganse periode (2012-2021) beschouwd, ligt het gemiddelde inkomen in de totale landbouwsector 17,5% lager dan het gemiddeld inkomen van een loontrekkende in Vlaanderen. Wanneer we naar de deelsectoren kijken, valt op dat het inkomen in de tuinbouw sterk schommelt en over de ganse periode gemiddeld 51,4% hoger lag dan het inkomen van de loontrekkende Vlaming. Dit is vooral te danken aan de laatste drie jaren. Het gemiddeld familiaal inkomen in de deelsector landbouw ligt echter een pak lager en is gemiddeld 31,9% minder dan het inkomen van de loontrekkende.

Er is een sterke variatie tussen de deelsectoren onderling. Daarom wordt in onderstaande figuur het gemiddelde loon van een voltijdse loontrekkende per deelsector uitgezet ten opzicht van het gemiddelde loon van een loontrekkende in totale Vlaamse economie (= 100%). Belangrijke opmerking hierbij is dat het landbouwinkomen ('Landbouw, bosbouw en visserij') in onderstaande figuur slaat op de tewerkgestelden op deze bedrijven. Het familiaal inkomen per arbeidskracht (voor de bedrijfsleider en zijn/haar meewerkende partner) is in onderstaande figuur als stippellijn weergegeven.