Het rapport begint met een beschrijving van de gebruikte methodes en berekeningswijzen van kosten- en opbrengstenposten. Vervolgens worden de basiscijfers voor de verdere analyse beschreven. Alle gegevens slaan op het boekjaar 2008. In een eerste fase wordt het arbeidsinkomen per 100 liter geanalyseerd. Welke kosten en opbrengsten dragen het meest bij tot verschillen in dit arbeidsinkomen, en welke technisch-economische kengetallen zijn de meest bepalende voor de verschillen tussen het arbeidsinkomen per 100 liter op de verschillende bedrijven? Daarna wordt hetzelfde stramien gevolgd voor het arbeidsinkomen per melkkoe. Welke kosten en opbrengsten per melkkoe verklaren het meest de verschillen in arbeidsinkomen per melkkoe, en hoe zit het hier met de invloed van de technisch-economische parameters? In een laatste hoofdstuk worden alle resultaten nog eens op een rijtje geplaatst. Meer informatie over de analyses en de selectie van de technisch-economische kengetallen is te vinden in de bijlagen achteraan in het rapport.

Er bestaan grote verschillen in de arbeidsinkomens in de steekproef van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). Dit rapport heeft de verschillen in arbeidsinkomens geanalyseerd en verklaringen gezocht voor de verschillen, zowel in de kosten- en opbrengstenstructuur als in enkele technisch-economische kengetallen die de bedrijfstak melkvee typeren.

Het arbeidsinkomen is zowel per 100 liter melk als per melkkoe geanalyseerd. De vaste kosten voor grond en gebouwen blijken het belangrijkst als verklaring voor de inkomensverschillen, zowel per koe als per 100 liter. Daarnaast blijken ook in voederkosten grote verschillen tussen bedrijven te bestaan. Nog een belangrijke post blijkt de opbrengst uit omzet en aanwas. Landbouwers die goede prijzen voor hun nuchtere kalveren en (reforme) koeien krijgen, kunnen hiermee een significant verschil op het arbeidsinkomen realiseren.

Wanneer de technisch-economische kengetallen in beeld komen, komen de gemaakte kosten voor de opfok van het jongvee als eerste naar voren. De ruwvoedermelkproductie blijkt ook een zeer belangrijke parameter. De prijs voor verkochte melkkoeien en kalveren komt ook naar voren als een belangrijk kenmerk. Dat geeft opnieuw aan dat het inspelen op de omzet en aanwas van de veestapel een niet te verwaarlozen invloed heeft op het arbeidsinkomen.

Naast de parameters waar landbouwers geen grote invloed op hebben, zoals de melkprijs en de prijs voor meststoffen, sproeistoffen en krachtvoeders, zijn er dus toch een aantal bedrijfseconomische kengetallen waar de bedrijfsleider op kan werken om toch een beter arbeidsinkomen te realiseren.