Vooral vleesveebedrijven zijn afhankelijk van rechtstreekse steun. Het aandeel rechtstreekse steun in het bedrijfsinkomen bedraagt bijna 81%. Melkvee- en akkerbouwbedrijven zitten in de middenmoot. In de varkenshouderij is het een pak lager en in bij de glasgroenten is het aandeel zeer laag (< 1%).
In de landbouw komt het aandeel van de rechtstreekse steun in de opbrengst en het bedrijfsinkomen van landbouwbedrijven voor de periode 2016-2020 uit op 5% van de opbrengst en bijna 25% van het bedrijfsinkomen. Het bedrijfsinkomen is wat overblijft voor de vergoeding van de inzet van de eigen productiefactoren: grond, bedrijfskapitaal en arbeid. Er worden dus geen aangerekende kosten voor de productiefactoren (fictieve pacht, fictieve rente, vergoeding eigen arbeid) in rekening gebracht.
Het aandeel is het grootst bij gespecialiseerde vleesveebedrijven. Bij deze bedrijven lag het aandeel van de rechtstreekse steun in de periode 2016-2020 op 13% van de opbrengst en bijna 81% van het bedrijfsinkomen . Dat is een gevolg van een hoog bedrag van rechtstreekse steun en een lage totale opbrengst en bedrijfsinkomen bij deze bedrijven. Van alle sectoren is het bedrijfsinkomen in de beschouwde periode het laagst bij vleesveebedrijven. Enkel de akkerbouw toont over 2016-2020 iets lagere totale opbrengsten. De rechtstreekse steun komt bij de vleesveehouderij uit op 19.300 euro per bedrijf. Dit is het hoogst van alle bedrijfstypes doordat naast ontkoppelde rechtstreekse steun er een gekoppelde zoogkoeienpremie bestaat.
De bedrijfstypes melkvee en akkerbouw halen een aandeel van directe steun in de opbrengst van 6% en 10%, voor het bedrijfsinkomen is dat 25% en 36%. Daarbij is de steun in de melkveehouderij (17.900 euro per bedrijf) hoger dan in de akkerbouw (bijna 14.800 euro per bedrijf), maar door het lagere inkomen per bedrijf in de akkerbouw ligt het aandeel van de rechtstreekse steun in het bedrijfsinkomen hoger dan in de melkveehouderij. De varkenshouderij is met een percentage van 8% van het bedrijfsinkomen minder afhankelijk van directe steun. Het bedrag rechtstreekse steun ligt, met 7.500 euro per bedrijf een pak lager. In de tuinbouw ten slotte is het percentage van de rechtstreekse steun in de opbrengst (amper 0,5%) en het bedrijfsinkomen (2%) zeer laag. Het bedrag rechtstreekse steun in de fruitteelt ligt laag (4.100 euro per bedrijf) en is in de glastuinbouw nagenoeg onbestaande doordat het areaal onder glas niet in aanmerking komt voor rechtstreekse steun.
Let op bij interpretatie van onderstaande figuur: de horizontale as voor de drie parameters is verschillend.