Het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) beschikt over een 90-tal gespecialiseerde melkveebedrijven om de energie-efficiëntie te onderzoeken. Voor de periode 2007-2013 worden drie kengetallen berekend: energie per bedrijf, energie per melkkoe en energie per 100 liter melk. Dit laatste kengetal geeft het energiegebruik per eenheid eindproduct weer en is daardoor een goede indicator voor energie-efficiëntie. In de studie is enkel rekening gehouden met het directe energiegebruik. Indirecte energie die nodig is voor de productie van kunstmest, gewasbescherming, krachtvoeders, enz. wordt niet meegenomen.

De melkproductie in Vlaanderen nam in de periode 2007-2013 met 17% toe tot 2,16 miljard liter melk. De groei is toe te schrijven aan de stijgende melkgift per koe, want het aantal melkkoeien bleef nagenoeg constant. Het aantal bedrijven met melkproductie zakte in dezelfde periode met 23% tot 5.192, wat wijst op de voortdurende schaalvergroting in de sector.

Om de bijkomende melk te produceren is meer energie nodig. Volgens de Energiebalans van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) stijgt de totale hoeveelheid directe energie gebruikt door de gespecialiseerde melkveebedrijven tot 2,125 miljard megajoule (MJ). De evolutie geeft echter geen antwoord op de vraag of de melkveehouders nu efficiënter omgaan met hun energie.

Het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) van het Departement Landbouw en Visserij beschikt over een 90-tal gespecialiseerde melkveebedrijven om de energie-efficiëntie te onderzoeken. Voor de periode 2007-2013 berekenden we energie per bedrijf, energie per 100 liter melk en energie per melkkoe. In de studie is enkel rekening gehouden met het directe energiegebruik. Indirecte energie die nodig is voor de productie van kunstmest, gewasbescherming, krachtvoeders, enz. wordt niet meegenomen. Literatuur geeft aan dat twee derde van de totale energie van gespecialiseerde melkveebedrijven indirect van aard is.

Per bedrijf stijgt, op basis van de steekproef, het energiegebruik stelselmatig van gemiddeld 362.237 MJ in 2007 naar 468.715 MJ in 2013 (+29%). Daarvan is 87% afkomstig van de melkactiviteit. Van het totale energiegebruik is aardolie, hoofdzakelijk mazout voor trekkers, in 2013 met 62% de grootste energiedrager. Loonwerk is goed voor 16% extra mazout en elektriciteit heeft een aandeel van 22%. De evolutie van het energiegebruik per bedrijf weerspiegelt de schaalvergroting en is daarom geen goede indicator voor de energie-efficiëntie.

Het energiegebruik per 100 liter melk neemt met 2% licht af en daalt van 95 MJ in 2007 naar 93 MJ in 2013. Het gebruik is niet eenduidig en schommelt over de jaren. Gemiddeld is er per 100 liter melk 57 MJ aardolie nodig, 15 MJ loonwerk en 20,5 MJ elektriciteit. Per melkkoe is ten slotte gemiddeld 4.316 MJ aardolie nodig, 1.128 MJ loonwerk en 1.545 MJ elektriciteit.

De resultaten tonen aan dat het nog te vroeg is om van een duidelijke verbetering van de energie-efficiëntie in de Vlaamse melkveehouderij te kunnen spreken. De onderlinge bedrijfsverschillen blijven bovendien zeer groot. In de praktijk worden de vele inspanningen om energie te besparen min of meer tenietgedaan door de voortdurende automatisering en mechanisatie die de energievraag doen stijgen.

Gezien het grote aandeel van aardolie is besparen op tractorgebruik niet onbelangrijk. Dat werd tot nu toe minder onder de aandacht gebracht dan het elektriciteitsgebruik in de stal. Een aantal melkveehouders produceert nu zelf energie via zonnepanelen en recenter via biogasinstallaties en pocketvergisters. Kleinschalige vergisting van (verse) mest heeft een positief effect op de vermindering van broeikasgassen zoals methaan en CO2, maar heeft een lager energetisch rendement dan aangekochte elektriciteit.