Kunstmestgebruik: stikstof
Kruimelpad
Na extrapolatie van de kengetallen uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) met de arealen uit de verzamelaanvraag stijgt het geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw in 2023 naar 61,5 miljoen kg stikstof (N). De kunstmestprijzen zijn na de piek in 2022 aanzienlijk gezakt, maar ze zijn nog wel het dubbele van in 2020. De meeste N komt terecht op grasland en grasklavers (45%) en graangewassen (21%). Grasland en grasklaver omvat het grootste areaal (35%). Het areaal graangewassen (12%) is veel kleiner, maar het gemiddelde N-kunstmestgebruik per ha is hoger en het toedienen van dierlijke mest op graan is niet altijd mogelijk.
Planten hebben nutriënten nodig om te groeien. Stikstof (N) is onderdeel van eiwitten en essentieel voor de groei van de plant. Daarnaast speelt stikstof een belangrijke rol in de fotosynthese, de bladontwikkeling en de aanmaak van eiwitten. Voor de plant is het dus belangrijk om over voldoende stikstof te beschikken. Stikstof kan toegediend worden via organische mest of kunstmest. Recentelijk kan het ook door N-bindende bacteriën op de bladeren aan te brengen die stikstof fixeren uit de lucht. In de toekomst kan, mits het goedgekeurd wordt, Renure (REcovered Nitrogen from manURE) een alternatief zijn. Het zijn kunstmestvervangers die gewonnen worden uit dierlijke mest, maar een lagere nitraatuitspoeling hebben.
Het totale kunstmestgebruik wordt beïnvloed door meerdere factoren: gewasbehoeften, arealen, wetgeving, kostprijs, weersomstandigheden, management, kwaliteit van het bodemleven, enz. Het LMN bevat cijfermateriaal over het N-kunstmestgebruik. Hieronder worden achtereenvolgens besproken: het gebruik, de kengetallen en het areaal.
Gebruik
Het totale geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw stijgt in 2023 naar 61,5 miljoen kg N.
De aanzienlijke afname in de periode 2020-2022 is te verklaren door de sterk toegenomen kunstmestprijzen. Volgens het EU-meststoffenobservatorium stijgt de prijs per ton N-meststof van 200 euro in 2020 naar 386 euro in 2021 en 776 euro in 2022. In 2021 werd energie fors duurder en er is veel energie nodig om kunstmest te produceren. Eind februari 2022 dreef de oorlog in Oekraïne de kostprijs verder de hoogte in door een lagere beschikbaarheid. Mogelijk werd de dure kunstmest, waar dat mogelijk was, vervangen door dierlijke mest. In 2023 zakte de prijs naar 400 euro. Een ander recent alternatief zijn de relatief dure N‑bindende bacteriën. 94 LMN-deelnemers gaven aan N-bindende bacteriën te hebben gebruikt in 2022, het eerste jaar dat het wordt bijgehouden. In 2023 zakte dit naar 84 en halveerde de hoeveelheid.
Ten opzichte van 2022 stijgt het N-gebruik met 11%. Volgende gewasgroepen stijgen aanzienlijk: nijverheidsgewassen (+99%), graangewassen (+26%), aardappelen (12%) en bieten (11%). De belangrijkste dalers zijn: sierteelt beschut (-30%), sierteelt openlucht (-28%) en overige voedergewassen (-24%).
De meeste N uit kunstmest komt in 2023 terecht op grasland en grasklaver (45%) en graangewassen (21%). Dan volgen maïs (12%) en aardappelen (10%). De verhoudingen tussen de gewasgroepen zijn redelijk stabiel in de tijd. De verdeling van stikstof over de gewasgroepen geeft een ander beeld dan die van fosfor en kalium omdat de gewasbehoeften anders zijn.
In 2023 zijn melkvee (24%), akkerbouw (24%) en overige landbouw (23%) de grootste deelsectoren wat gebruik van N-kunstmest betreft. Dan volgt vleesvee (12%). Het aandeel van de deelsectoren is relatief stabiel over de jaren heen.
LMN-Kengetallen
Onderstaande tabel geeft het gemiddeld N-kunstmestgebruik weer van 15 LMN-gewasgroepen. Voor alle 29 gewasgroepen tezamen stijgt het gewogen LMN-gemiddelde in 2023 naar 80 kg N/ha. Het laagste gebruik was in 2022 met 72 kg N/ha. Het hoogste gebruik was in 2014 met 105 kg N/ha. De schommelingen in de tijd worden beïnvloed door de kunstmestprijs en in beperkte mate door het weer. De verschillen tussen gewassen zijn te verklaren door het verschil in behoefte, de beoogde opbrengst en de (on)mogelijkheid om als alternatief dierlijke mest aan te wenden of recent N-bindende bacteriën.
In 2023 heeft de hoogproductieve beschutte tomatenteelt op water de hoogste N-kunstmeststofgift (1503 kg N/ha). De andere gewassen komen veel lager uit. Wintertarwe (154 kg N/ha) wordt iets meer bemest dan wintergerst (126 kg N/ha). Voor aardappelen is de volgorde: bewaaraardappelen (111 kg N/ha) en vroege aardappelen (83 kg N/ha). Er is weinig verschil tussen voeder- en korrelmaïs (beide 45 kg N/ha). Er is iets meer verschil tussen suiker- en voederbiet (74 en 66 kg N/ha). Grasland en grasklavers in hoofdteelt worden door de langere groeiduur meer bemest dan die in voorteelt (respectievelijk 112 en 71 kg N/ha). Grasklavers leven als vlinderbloemigen in symbiose met stikstofbindende bacteriën zodat de N-bemesting lager ligt dan bij grasland, maar boekhoudkundig kan er geen onderscheid gemaakt worden, daarom worden ze samengenomen. Bloemkool wordt in 2023 meer bemest dan prei (respectievelijk 124 en 93 kg N/ha). Peren (68 kg N/ha) worden iets meer bemest dan appelen (55 kg N/ha).
Areaal verzamelaanvraag
In 2023 bedraagt het unieke referentie areaal in hoofdteelt op basis van de verzamelaanvraag de jaarlijkse aangifte die een grondgebruiker moet doen van zijn gebruikspercelen. De verzamelaanvraag (VA) vormt een belangrijke basis voor verschillende steunaanvragen voor landbouwers, maar is ook een essentieel onderdeel binnen de mestwetgeving. Meer info 601.423 ha. Omdat er ook gebruik van kunstmest is op voor- en nateelten, worden de 166.695 ha meegenomen. Dit zijn grasland in voorteelt (59.962 ha), groenbedekkers in nateelt (104.819 ha) en een beperkt aantal ha groenten in openlucht in nateelt. In totaal komt het landbouwareaal op 768.118 ha.
In 2023 nemen volgende teelten het grootste aandeel in: grasland en grasklaver (35%, waarvan 28% in hoofdteelt), maïs (21%, waarvan 15% voedermaïs), groenbedekkers (14%), graangewassen (12%, waarvan 9% wintertarwe) en aardappelen (7%, waarvan 6% bewaaraardappelen).
De toename van het totale areaal tijdens de periode 2011-2023 (+15%) is voornamelijk toe te schrijven aan de groenbedekkers, die ten opzichte van 2011 bijna verviervoudigd zijn. De grootste stijging was in 2015. Toen werd via het mestactieplan (MAP) 5 de verplichting opgenomen om een vanggewas in te zaaien na de oogst van de hoofdteelt om uitspoeling van nutriënten tegen te gaan. In 2019 werden er via MAP 6 bijkomende maatregelen genomen om het areaal vanggewas jaarlijks uit te breiden. Het areaal bewaaraardappelen nam in de periode toe met 54%, graangewassen met 23%. Veel fruittelers schakelden om van appelen (-37%) naar peren (+26%). Er wordt nu ook minder maïs geteeld (-9%).