Het rapport geeft een beeld van de suikersector in Vlaanderen. Het schetst de internationale marktontwikkelingen, geeft toelichting bij het Europese beleid en geeft aan wie de belangrijkste spelers zijn in België. Vervolgens gaat het dieper in op de resultatenrekening van de sector in Vlaanderen. Tot slot werpt het een blik op de toekomst, met het oog op het wegvallen van de suikerquota in 2017.

De Europese Unie is goed voor de helft van de wereldproductie van bietsuiker en 20% van de wereldproductie van suiker. Sinds de hervorming van de suikersector in 2006 is de EU netto invoerder van suiker geworden. India, Thailand en vooral Brazilië, de grootste producent van de wereld, zijn belangrijke suikerexporteurs. De suikerprijs op de wereldmarkt bereikte in mei 2015 een dieptepunt met een prijs onder de 319 euro per ton witte suiker. Dat is te wijten aan de grote voorraden wereldwijd.

Het totale EU-productiequotum van 13,5 miljoen ton suiker is verdeeld over 19 lidstaten. Het merendeel van de EU-suikerbiet wordt echter geteeld in de meer noordelijke helft van Europa, waar het klimaat meer geschikt is. België heeft het zesde grootste suikerquotum in de EU, na Frankrijk, Duitsland, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Vandaag blijven er in België drie suikerfabrieken en een rasperij over, die verdeeld zijn over twee suikerondernemingen: Iscal Sugar en de Tiense Suikerraffinaderij. Het aantal bietenplanters daalde het afgelopen decennium gestaag naar minder dan 7.600 in 2014. Bijna twee derde van de oppervlakte suikerbieten ligt in Wallonië.

Uit de rentabiliteits- en kostprijsanalyse van de Vlaamse suikerbietentelers op basis van gegevens van het Landbouwmonitoringsnetwerk blijkt dat het familiaal arbeidsinkomen in de periode 2007-2013 gemiddeld 847 euro/ha bedraagt. De verschillen tussen de jaren zijn echter aanzienlijk. Hetzelfde geldt voor het bruto saldo, dat in de periode 2007-2013 gemiddeld op 1.841 euro/ha uitkomt. Over de beschouwde periode zijn zowel de variabele als de vaste kosten gestaag gestegen. De  voornaamste variabele kosten zijn het werk door derden (voornamelijk loonwerk), gevolgd door gewasbeschermingsmiddelen, plant- en zaaigoed en meststoffen. Bij de vaste kosten eisen afschrijvingen het sterkste aandeel op. Daarna volgen de kosten voor pacht en de fictieve interesten.

De Belgische suikersector heeft een aantal troeven. Zo horen de bietenplanters en de suikerfabrieken tot de meest efficiënte in Europa. We beschikken over ideale klimatologische omstandigheden en grondsoorten voor de bietenteelt. Bovendien ligt België centraal in Europa en dicht bij de haven van Antwerpen, een spil in de suikerhandel. De keten vertoont echter ook een aantal zwaktes. Belgische bietenplanters hebben een kostenhandicap door de hoge grond- en pachtkosten en de hogere loon- en sociale lasten dan de meeste van hun directe concurrenten uit de buurlanden. De Belgische fabrieken zijn privé-ondernemingen waardoor de bietenplanters minder sterk staan dan hun collega’s uit coöperatieven.

De toename van de wereldwijde vraag naar suiker is zeker een opportuniteit, maar het postquotumtijdperk vanaf 2017 kan ook een aantal bedreigingen met zich meebrengen. Als de Europese markt oververzadigd raakt doordat alle suikerfabrieken meer produceren, zal de prijs voor suiker nog dalen en het inkomen van de suikerbietenteler verder verminderen. Isoglucose en stevia kunnen uitgroeien tot geduchte concurrenten voor suiker.