Na extrapolatie van de kengetallen uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) met de arealen uit de verzamelaanvraag komt het geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw in 2022 op iets meer dan 1 miljoen kg fosfor (P). De meeste P komt terecht op maïs (24%), groenten beschut (19%), aardappelen (12%) en grasland en grasklaver (10%). Grasland en grasklaver omvat het grootste areaal (35%). Het areaal maïs (22%) is kleiner, maar het gemiddeld P-kunstmestgebruik is hoger en het toedienen van dierlijke mest op maïs is niet altijd mogelijk. Groenten beschut hebben ook een hogere fosforbehoefte.

Planten hebben nutriënten nodig om te groeien. Fosfor (P) is een onderdeel van kerneiwitten en speelt een rol bij de ademhaling van de plant. Fosfor bevordert de ontwikkeling van de wortels, de bloei en de zaadvorming. Voor de plant is het belangrijk om over voldoende fosfor te beschikken. Organische mest en kunstmest, die fosfaat (P2O5) bevat, zijn een bron van fosfor voor de plant.

Het totale kunstmestgebruik wordt beïnvloed door meerdere factoren: gewasbehoeften, arealen, wetgeving, kostprijs, weersomstandigheden, management, kwaliteit van het bodemleven, enz. Het LMN bevat cijfermateriaal over het P-kunstmestgebruik. Hieronder worden achtereenvolgens besproken: het gebruik, de kengetallen en het areaal.

Gebruik

Het totale geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw komt in 2022 op iets meer dan 1 miljoen kg P.

De aanzienlijke afname sinds 2020 is te verklaren door de sterk toegenomen kunstmestprijzen. Volgens het EU-meststoffenobservatorium stijgt de prijs per ton P-meststof van 315 in 2020 naar 581 in 2021 en 980 euro in 2022. In 2021 werd energie fors duurder en er is veel energie nodig om kunstmest te produceren. Eind februari 2022 dreef de oorlog in Oekraïne de kostprijs verder de hoogte in door een lagere beschikbaarheid. Mogelijk werd de dure kunstmest, waar dat mogelijk was, vervangen door dierlijke mest.

Ten opzichte van 2021 zakt het P-gebruik met 25%. Bij alle gewasgroepen is de afname aanzienlijk, uitgezonderd sierteelt beschut (+42%).

In 2022 komt de meeste P terecht op maïs (24%), groenten beschut (19%), aardappelen (12%), grasland en grasklaver (10%) en groenten openlucht (9%). De verhoudingen tussen de gewasgroepen zijn sterk veranderd in de tijd. In 2011 was de verdeling als volgt: maïs 33%, groenten beschut 9%, aardappelen 9%, grasland en grasklaver 19% en groenten openlucht 12%. De verdeling van fosfor over de gewasgroepen geeft een ander beeld dan die van stikstof en kalium omdat de gewasbehoeften anders zijn.

De gespecialiseerde groenten onder glas zijn in 2020 met 21% de deelsectoren die het grootste aandeel heeft in het P-kunstmestgebruik. Ze worden gevolgd door gespecialiseerde akkerbouwbedrijven met 21% en de overige landbouwbedrijven met 14% De melkveebedrijven nemen nog eens 13% van het P-kunstmestgebruik voor hun rekening. Terwijl de overige tuinbouwbedrijven een aandeel hebben van 9% in 2020. 

LMN-Kengetallen

Onderstaande tabel geeft het gemiddeld P-kunstmestgebruik weer van de 15 LMN-gewasgroepen. Voor alle 29 gewasgroepen tezamen zakt het gewogen LMN-gemiddelde in 2022 naar 1,3 kg P/ha. In 2021 was dat nog 1,7 kg P/ha. Het hoogste gebruik was in 2011 met 2,6 kg P/ha. De schommelingen in de tijd worden beïnvloed door de kunstmestprijs en in beperkte mate door het weer. De verschillen tussen gewassen zijn te verklaren door het verschil in behoefte, de beoogde opbrengst en de (on)mogelijkheid om als alternatief dierlijke mest aan te wenden.

In 2022 heeft de hoogproductieve beschutte tomatenteelt op water de hoogste P-kunstmeststofgift (287 kg P/ha). De andere gewassen komen veel lager uit. Wintergerst (0,4 kg P/ha) wordt meestal meer bemest dan wintertarwe (0,2 kg P/ha). Bewaaraardappelen (2;5 kg P/ha) worden door de latere oogst meestal meer bemest dan vroege aardappelen (1,3 kg P/ha). Er is weinig verschil tussen voeder- en korrelmaïs (1,5 en 1,2 kg P/ha) en tussen suiker- en voederbiet (2,3 en 1 kg P/ha). Grasland en grasklavers hoofdteelt worden normaal gezien door de langere groeiduur meer bemest dan die in voorteelt. In 2022 liggen de kengetallen dicht bij elkaar (respectievelijk 0,4 en 0,3 kg P/ha). Prei krijgt normaal gezien een lagere gift dan bloemkool, maar in 2022 komen ze bijna even hoog uit (1,1 en 1,4 kg P/ha). Peren (3,4 kg P/ha) worden meestal meer bemest dan appelen (2,6 kg P/ha).

Areaal verzamelaanvraag

In 2022 bedraagt het unieke areaal in hoofdteelt op basis van de verzamelaanvraag 587.251 ha. Omdat er ook gebruik van P-kunstmest is op voor- en nateelten, worden de 187.481 ha meegenomen. Dit zijn grasland in voorteelt (59.656 ha), groenbedekkers in nateelt (125.879 ha) en een beperkt aantal ha groenten in openlucht in nateelt. In totaal komt het landbouwareaal op 774.733 ha.

In 2022 nemen volgende teelten het grootste aandeel in: grasland en grasklaver (35%, waarvan 8% in voorteelt), maïs (22%, waarvan 16% voedermaïs), groenbedekkers (16%), graangewassen (10%, waarvan 7% wintertarwe) en aardappelen (6%).

De toename van het totale areaal tijdens de periode 2011-2022 (+23%) is voornamelijk toe te schrijven aan de groenbedekkers, die ten opzichte van 2011 meer dan verviervoudigd zijn. De grootste stijging was in 2015. Toen werd via het mestactieplan (MAP) 5 de verplichting opgenomen om een vanggewas in te zaaien na de oogst van de hoofdteelt om uitspoeling van nutriënten tegen te gaan. In 2019 werden er via MAP 6 bijkomende maatregelen genomen om het areaal vanggewas jaarlijks uit te breiden. Ook het areaal van de andere gewassengroepen nemen toe, uitgezonderd bieten (-6%, door de daling van suikerbiet).