Na extrapolatie van de kengetallen uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) met de arealen uit de verzamelaanvraag stijgt het geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw in 2023 naar 1,1 miljoen kg fosfor (P). De kunstmestprijzen zijn na de piek in 2022 aanzienlijk gezakt, maar ze zijn nog wel het dubbele van in 2020. De meeste P komt terecht op maïs (22%), groenten beschut (20%), aardappelen (15%), sierteelt openlucht (11%) en grasland en grasklaver (8%). Grasland en grasklaver omvat het grootste areaal (35%). Het areaal maïs (21%) is kleiner, maar het gemiddeld P-kunstmestgebruik is hoger en het toedienen van dierlijke mest op maïs is niet altijd mogelijk. Groenten beschut hebben ook een hogere fosforbehoefte.

Planten hebben nutriënten nodig om te groeien. Fosfor (P) is een onderdeel van kerneiwitten en speelt een rol bij de ademhaling van de plant. Fosfor bevordert de ontwikkeling van de wortels, de bloei en de zaadvorming. Voor de plant is het belangrijk om over voldoende fosfor te beschikken. Organische mest en kunstmest, die fosfaat (P2O5) bevat, zijn een bron van fosfor voor de plant.

Het totale kunstmestgebruik wordt beïnvloed door meerdere factoren: gewasbehoeften, arealen, wetgeving, kostprijs, weersomstandigheden, management, kwaliteit van het bodemleven, enz. Het LMN bevat cijfermateriaal over het P-kunstmestgebruik. Hieronder worden achtereenvolgens besproken: het gebruik, de kengetallen en het areaal.

Gebruik

Het totale geschatte kunstmestgebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw stijgt in 2023 naar 1,1 miljoen kg P.

De aanzienlijke afname in de periode 2020-2022 is te verklaren door de sterk toegenomen kunstmestprijzen. Volgens het EU-meststoffenobservatorium stijgt de prijs per ton P-meststof van 315 in 2020 naar 581 in 2021 en 980 euro in 2022. In 2021 werd energie fors duurder en er is veel energie nodig om kunstmest te produceren. Eind februari 2022 dreef de oorlog in Oekraïne de kostprijs verder de hoogte in door een lagere beschikbaarheid. In 2023 zakte de prijs naar 630 euro. Mogelijk werd de dure kunstmest, waar dat mogelijk was, vervangen door dierlijke mest.

Ten opzichte van 2022 stijgt het P-gebruik met 12%. De belangrijkste stijgers zijn: sierteelt openlucht (+193%), overige voedergewassen (+165%), aardappelen (+52%) en fruitteelt openlucht (+22%). De belangrijkste dalers zijn: groenten openlucht (-51%), nijverheidsgewassen (-32%), sierteelt beschut (-28%) en graangewassen (-23%).

In 2023 komt de meeste P terecht op maïs (22%), groenten beschut (20%), aardappelen (15%), sierteelt openlucht (11%) en grasland en grasklaver (8%) De verhoudingen tussen de gewasgroepen zijn sterk veranderd in de tijd. In 2011 was de verdeling als volgt: maïs 34%, groenten beschut 9%, aardappelen 9%, sierteelt openlucht (3%) en grasland en grasklaver 19%. De verdeling van fosfor over de gewasgroepen geeft een ander beeld dan die van stikstof en kalium omdat de gewasbehoeften anders zijn.

In 2023 zijn groenten onder glas (23%), akkerbouw (16%), overige landbouw (15%) en melkvee (13%) de grootste deelsectoren. Dan volgen overige tuinbouw (11%), fruit (6%) en vleesvee (5%). Het aandeel van de deelsectoren is niet zo stabiel over de jaren heen. In 2015 was de verdeling als volgt: groenten onder glas (11%), akkerbouw (15%), overige landbouw (23%) en melkvee (18%).

 

LMN-Kengetallen

Onderstaande tabel geeft het gemiddeld P-kunstmestgebruik weer van de 15 LMN-gewasgroepen. Voor alle 29 gewasgroepen tezamen stijgt het gewogen LMN-gemiddelde in 2023 naar 1,5 kg P/ha. In 2022 was dat 1,3 kg P/ha. Het hoogste gebruik was in 2011 met 2,6 kg P/ha. De schommelingen in de tijd worden beïnvloed door de kunstmestprijs en in beperkte mate door het weer. De verschillen tussen gewassen zijn te verklaren door het verschil in behoefte, de beoogde opbrengst en de (on)mogelijkheid om als alternatief dierlijke mest aan te wenden.

In 2023 heeft de hoogproductieve beschutte tomatenteelt op water de hoogste P-kunstmeststofgift (287 kg P/ha). De andere gewassen komen veel lager uit. Wintergerst (0,3 kg P/ha) wordt meestal meer bemest dan wintertarwe (0,2 kg P/ha). Bewaaraardappelen (2,8 kg P/ha) worden door de latere oogst meestal meer bemest, maar nu komen de vroege aardappelen hoger uit (5,4 kg P/ha). Er is weinig verschil tussen voeder- en korrelmaïs (1,5 en 1,6 kg P/ha) en tussen suiker- en voederbiet (2 en 1,5 kg P/ha). Grasland en grasklavers hoofdteelt (0,4 kg P/ha) worden meestal door de langere groeiduur meer bemest dan die in voorteelt (0,04 kg P/ha). Prei krijgt normaal gezien een lagere gift dan bloemkool, maar in 2023 komt prei hoger uit (1,1 en 0,8 kg P/ha). Peren (4 kg P/ha) worden meestal meer bemest dan appelen (1,8 kg P/ha).

Areaal verzamelaanvraag

In 2023 bedraagt het unieke referentie areaal in hoofdteelt op basis van de verzamelaanvraag 601.423 ha. Omdat er ook gebruik van kunstmest is op voor- en nateelten, worden de 166.695 ha meegenomen. Dit zijn grasland in voorteelt (59.962 ha), groenbedekkers in nateelt (104.819 ha) en een beperkt aantal ha groenten in openlucht in nateelt. In totaal komt het landbouwareaal op 768.118 ha.

In 2023 nemen volgende teelten het grootste aandeel in: grasland en grasklaver (35%, waarvan 28% in hoofdteelt), maïs (21%, waarvan 15% voedermaïs), groenbedekkers (14%), graangewassen (12%, waarvan 9% wintertarwe) en aardappelen (7%, waarvan 6% bewaaraardappelen).

De toename van het totale areaal tijdens de periode 2011-2023 (+15%) is voornamelijk toe te schrijven aan de groenbedekkers, die ten opzichte van 2011 bijna verviervoudigd zijn. De grootste stijging was in 2015. Toen werd via het mestactieplan (MAP) 5 de verplichting opgenomen om een vanggewas in te zaaien na de oogst van de hoofdteelt om uitspoeling van nutriënten tegen te gaan. In 2019 werden er via MAP 6 bijkomende maatregelen genomen om het areaal vanggewas jaarlijks uit te breiden. Het areaal bewaaraardappelen nam in de periode toe met 54%, graangewassen met 23%. Veel fruittelers schakelden om van appelen (-37%) naar peren (+26%). Er wordt nu ook minder maïs geteeld (-9%).