De gespecialiseerde melkveebedrijven gebruiken na extrapolatie in 2020 4,4 miljoen ton K. Het overgrote deel komt terecht op grasland in hoofdteelt en op maïs met telkens 31%. Aardapelen nemen nog eens 16% voor hun rekening. Grasland in voor- en nateelt, bieten en overige gewassen zijn respectievelijk goed voor 8%, 6% en 6%. 

De kengetallen van de belangrijkste voedergewassen van alle LMN-bedrijven met deze voedergewassen is terug te vinden bij de algemene indicator Kunstmestgebruik: kalium.