Gewasbescherming: gebruik
Kruimelpad
Het geschatte gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de Vlaamse land- en tuinbouw in 2023 komt op 2,7 miljoen kg actieve stof. Dat is 2% meer dan het jaar ervoor. Dat blijkt na extrapolatie van de kengetallen uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) met de arealen uit de verzamelaanvraag. De grootste gebruikers zijn de specialiseerde bedrijven met fruit (29%) en akkerbouwbedrijven (24%).
De meeste middelen in 2023 komen terecht op fruitteelt openlucht (32%) en aardappelen (31%). De verdeling over de toepassingsgroepen is als volgt: 32% herbiciden, 8% insecticiden, 41% fungiciden en 20% andere. In totaal is 20% van de actieve stoffen afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw, in 2014 was dat nog maar 9%. In de fruitteelt en bij pootgoedaardappelen zijn ze al goed ingeburgerd. Deze producten worden ook door de gangbare landbouw gebruikt.
Landbouwers gebruiken gewasbeschermingsmiddelen om hun oogst veilig te stellen rekening houdend met de eisen van voedselveiligheid. Het gebruik is echter niet zonder risico’s voor de omgeving en de gezondheid van de mens en andere niet-doelorganismen, zeker bij een onoordeelkundig gebruik. De aangewende hoeveelheid gewasbescherming wordt beïnvloed door de weersomstandigheden, het teeltareaal, de wetgeving, technologie (gewasbeschermingsmiddelen en machines), management, kwaliteit van het bodemleven, enz.
Het Landbouwmonitoringsnetwerk Het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij houdt bedrijfseconomische boekhoudingen bij van een groep Vlaamse land- en tuinbouwers die representatief is voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Meer info (LMN) bevat cijfermateriaal over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het totale gewasbeschermingsmiddelengebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw wordt berekend via een extrapolatie van LMN naar Vlaamse landbouw. Hieronder worden achtereenvolgens besproken: het totaal gebruik, het gebruik per gewasgroep, per toepassingsgroep, opgedeeld volgens al dan niet toegelaten in de biologische landbouw en het gebruik per deelsector. Tot slot wordt nog een overzicht gegeven van het areaal in de Verzamelaanvraag, dat gebruikt werd bij de extrapolatie.
Het gewasbeschermingsmiddelengebruik per gewasgroep is te vinden bij de indicator Gewasbescherming: kengetallen. Een bespreking van het risico op menselijke gezondheid en milieu wordt toegelicht in de indicator Gewasbescherming: risico.
Totaal gebruik
Het totale geschatte gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de Vlaamse land- en tuinbouw komt in 2023 op 2,7 miljoen kg actieve stof. Ten opzichte van het jaar ervoor is het gebruik met 2% gestegen. Het gebruik ligt 6% lager dan in 2014.
Gebruik per gewasgroep
In 2023 komt 32% van de kg actieve stof terecht op fruitteelt openlucht, waarvan 24% op peren en 6% op appelen (zie detailcijfers na export van de figuur). Bijna evenveel gewasbeschermingsmiddelen komen er op aardappelen (31%), waarvan 26% op bewaaraardappelen. Dan volgen graangewassen (8%, waarvan 7% op wintertarwe), maïs (8%, waarvan 6% op voedermaïs) en groenten openlucht en bieten (elk 6%). Sierteelt openlucht is nog goed voor 3%. De verdeling over de gewasgroepen is vrij stabiel over de jaren heen. Het gebruik hangt af van het areaal, de gevoeligheid aan ziektes en weersomstandigheden. Een uitgebreide bespreking van het gebruik per gewasgroep is te vinden bij de indicator Gewasbescherming: kengetallen.
Gebruik per toepassingsgroep
We onderscheiden vier toepassingsgroepen: herbiciden, insecticiden, fungiciden en andere. Tot de laatste groep behoren o.a. groeiregulatoren, bodemontsmetting, afweermiddelen (o.a. slakken) en bewaarmiddelen. We maken ook een onderscheid tussen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten in de biologische landbouw en de andere gewasbeschermingsmiddelen. De producten toegelaten in de biologische landbouw mogen ook in de gangbare landbouw gebruikt worden. Daarom zeggen de hier vermelde cijfers dus niets over het gebruik van deze middelen in de biologische landbouw. Er zijn geen herbiciden toegelaten in de biologische landbouw.
In 2023 geldt volgende verdeling van de actieve stoffen: 41% fungiciden (waarvan 6% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw), 32% herbiciden, 8% insecticiden (waarvan 6% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw) en 20% andere (waarvan 8% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw).
In totaal zijn 20% van de actieve stoffen afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw. In 2014 was dat nog maar 9%. Het zijn voornamelijk de andere biologische gewasbeschermingsmiddelen die in opmars zijn (+727%), in mindere mate de biologische insecticiden (+58%) en de biologische fungiciden (+18%).
Gebruik per gewasgroep en toepassingsgroep
In onderstaande figuur geeft de oppervlakte het aandeel kg actieve stof weer ten opzichte van het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De grootste aandelen staan links-boven en de kleinste aandelen rechts-onder. Meer informatie over ziektes en plagen is te vinden bij de kengetallen.
In 2023 zien we binnen fruitteelt openlucht volgende verdeling: 56% fungiciden (waarvan 15% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw), 26% andere (waarvan 22% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw), 12% insecticiden (waarvan 11% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw) en 6% herbiciden. In totaal zijn 48% van de actieve stoffen afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw. In 2014 was dat nog maar 23%. Bij de peren laagstam openlucht stijgt het aandeel actieve stoffen afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw van 28% in 2014 naar 52% in 2023 (zie detailcijfers na export van de figuur).
In 2023 zien we binnen aardappelen volgende verdeling: 50% fungiciden (waarvan 0,1% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw), 30% herbiciden, 11% andere (waarvan 1,4% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw) en 9% insecticiden (waarvan 7% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw). In totaal zijn 9% van de actieve stoffen afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw. In 2014 was dat 6%. Deze producten toegelaten in de biologische landbouw worden vooral in de teelt van pootaardappelen ingezet. Het aandeel stijgt van 67% in 2014 naar 75% in 2023.
In 2023 zien we binnen de graangewassen volgende verdeling: 36% herbiciden, 35% anderen (waarvan 3% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw), 28% fungiciden (waarvan 2% afkomstig van producten toegelaten in de biologische landbouw) en 1% insecticiden. In 2019 werden er door de LMN-deelnemers in de graanteelt voor het eerst producten toegelaten in de biologische landbouw gebruikt (1%). In 2023 loopt dit aandeel op tot 5%. Deze producten toegelaten in de biologische landbouw worden vooral op wintertarwe ingezet.
Maïs wordt hoofdzakelijk met herbiciden (95%) behandeld.
Gebruik per deelsector
In 2023 wordt het grootste aandeel actieve stof gebruikt op de gespecialiseerde fruitbedrijven (29%) en de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven (24%). Niet verwonderlijk omdat 87% van het areaal fruitteelt openlucht op gespecialiseerde fruitbedrijven wordt gekweekt. Het areaal aardappelen bevindt zich voor 44% op gespecialiseerde akkerbouwbedrijven en 32% op overige landbouwbedrijven. Dan volgen overige landbouwbedrijven (20%), melkveesector (9%), varkenssector en overige tuinbouwbedrijven (elk 4%). Het aandeel van de deelsectoren is relatief stabiel over de jaren heen.
Areaal verzamelaanvraag de jaarlijkse aangifte die een grondgebruiker moet doen van zijn gebruikspercelen. De verzamelaanvraag (VA) vormt een belangrijke basis voor verschillende steunaanvragen voor landbouwers, maar is ook een essentieel onderdeel binnen de mestwetgeving. Meer info
In 2023 bedraagt het unieke referentie areaal in hoofdteelt op basis van de verzamelaanvraag 601.423 ha. Omdat er ook gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is op voor- en nateelten, worden de 166.695 ha meegenomen. Dit zijn grasland in voorteelt (59.962 ha), groenbedekkers in nateelt (104.819 ha) en een beperkt aantal ha groenten in openlucht in nateelt. In totaal komt het landbouwareaal op 768.118 ha.
In 2023 nemen volgende teelten het grootste aandeel in: grasland en grasklaver (35%, waarvan 28% in hoofdteelt), maïs (21%, waarvan 15% voedermaïs), groenbedekkers (14%), graangewassen (12%, waarvan 9% wintertarwe) en aardappelen (7%, waarvan 6% bewaaraardappelen).
De toename van het totale areaal tijdens de periode 2014-2023 (+13%) is voornamelijk toe te schrijven aan de groenbedekkers, die ten opzichte van 2014 bijna verdrievoudigd zijn. De grootste stijging was in 2015. Toen werd via het mestactieplan (MAP) 5 de verplichting opgenomen om een vanggewas in te zaaien na de oogst van de hoofdteelt om uitspoeling van nutriënten tegen te gaan. In 2019 werden er via MAP 6 bijkomende maatregelen genomen om het areaal vanggewas jaarlijks uit te breiden. Het areaal nijverheidsgewassen beschut nam in de periode toe met 58%, aardappelen met 27%, graangewassen met 15%. Veel fruittelers schakelden om van appelen (-33%) naar peren (+15%). Er wordt nu ook minder maïs geteeld (-9%).