Landbouwers gebruiken gewasbeschermingsmiddelen om hun oogst veilig te stellen rekening houdend met de eisen van voedselveiligheid. Het gebruik is echter niet zonder risico’s voor de omgeving en de gezondheid van de mens en andere niet-doelorganismen, zeker bij een onoordeelkundig gebruik. De aangewende hoeveelheid gewasbescherming wordt beïnvloed door de weersomstandigheden, het teeltareaal, de wetgeving, technologie (gewasbeschermingsmiddelen en machines), management, kwaliteit van het bodemleven, enz.

Het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) bevat cijfermateriaal over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het totale gewasbeschermingsmiddelengebruik door de Vlaamse land- en tuinbouw wordt berekend via een extrapolatie van LMN naar Vlaamse landbouw . Hieronder worden de kengetallen per gewas besproken. Tot slot wordt nog een overzicht gegeven van het areaal in de Verzamelaanvraag , dat gebruikt werd bij de extrapolatie.

Voor het totaal gebruik, het gebruik per gewasgroep, per toepassingsgroep, opgedeeld volgens al dan niet toegelaten in de biologische landbouw, en het gebruik per deelsector kan je terecht bij de indicator Gewasbescherming: gebruik. Een bespreking van het risico op menselijke gezondheid en milieu wordt toegelicht in de indicator Gewasbescherming: risico.

LMN Kengetallen

Onderstaande tabel geeft het gewasbeschermingsgebruik per ha en jaar weer voor 15 gewasgroepen. De invloed van het weer is in deze kengetallen afgevlakt door een voortschrijdend gewogen gemiddelde te nemen over drie jaar. Hierbij worden de oppervlakten van de gewassen die niet behandeld zijn meegerekend. Aangezien de opdeling van de producten of ze al dan niet toegelaten zijn in de biologische landbouw pas beschikbaar is vanaf 2014, start de tijdsreeks vanaf 2014. Via de knop 'download data' onder de tabel kan u de data van alle gewassen in een keer downloaden.

Per ha wintertarwe wordt er gemiddeld 2,8 kg actieve stof gebruikt. Naast onkruidbestrijding worden er relatief veel fungiciden gebruikt tegen voet-, blad- en aarziekten. De bestrijding van de schimmel aarfusarium is belangrijk voor de voedselveiligheid. De toepassingsgroep andere omvat o.a. de groeiregulatoren om de stengelgroei af te remmen en het legeren of omvallen te beperken. Er worden weinig insecticiden gebruikt. Wintergerst heeft doorgaans maar één fungicidebehandeling nodig tegenover twee fungicidebehandelingen voor wintertarwe en komt daarom iets lager uit. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is beperkt.

Op bewaaraardappelen wordt gemiddeld 16 kg actieve stof per ha toegediend, voornamelijk fungiciden tegen de bestrijding van de aardappelziekte (phytophthora) en lakschurft. Tot de herbiciden behoren ook de loofdodingsmiddelen. Bladluizen en coloradokevers zijn de belangrijkste insectenvijanden voor de aardappel. De categorie andere omvat voornamelijk kiemremmers. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is beperkt, maar sinds het verbod van kiemremmer chloorprofam in 2020 is er een zichtbare toename. Het gebruik op vroege aardappelen (oogst vóór 1 augustus) is lager (11 kg AS/ha) omdat zij in totaal minder lang op het veld staan en er dus minder bespuitingen per jaar nodig zijn.

Voor maïs schommelt het kengetal tussen de 1,3 en de 1,5 kg actieve stof per ha. Grasland en grasklavers hoofdteelt komt op 0,3 en grasland voorteelt op 0,02 kg actieve stof per ha. Deze gewassen worden voornamelijk behandeld met herbiciden. Het aandeel van gebruikte producten toegelaten in de biologische landbouw is zeer beperkt.

Voor suikerbiet komt het gewogen gemiddelde op 7 kg actieve stof per ha, waarvan 5 kg actieve stof per ha herbiciden. De gebruikte fungiciden zijn voornamelijk tegen de volgende bladschimmelziekten: witziekte, cercospora, ramularia en roest. Het gebruik van gewasbescherming bij voederbiet (6 kg AS/ha) ligt iets lager dan bij suikerbiet. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is beperkt. Vanaf 2019 nemen de kengetallen opnieuw toe.

Voor prei in openlucht komt het gebruik op 11 kg actieve stof per ha. Prei wordt voornamelijk behandeld met fungiciden tegen roest en bladvlekkenziekten (papier- en purpervlekken). Door de open ruimte tussen de rijen prei is het onderdrukken van onkruid met herbiciden een voortdurend aandachtspunt. Insecticiden worden ingezet tegen trips, preimot, preivlieg, enz. Het gebruik van insecticiden is na 2019 sterk afgenomen. Mogelijk komt dat door het telen van minder tripsgevoelige rassen. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is beperkt (3%), maar de biologische insecticiden winnen terrein.

Voor bloemkool in openlucht komt het totale gebruik op 3,7 kg actieve stof per ha. Bloemkool ondervindt veel schade van de volgende insecten: koolvlieg, koolmot, andere rupsen, bladluizen, enz. De schimmelziekten die bestreden moeten worden, zijn: valse meeldauw, spikkelziekte, witte roest, enz. Onder de groep andere valt o.a. de slakkenbestrijding. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is beperkt, het zijn voornamelijk biologische insecticiden (5%). Het totale gebruik zakt. Er worden minder insecticiden ingezet, maar wel meer fungiciden.

Voor tomaten beschut komt het totale gebruik op 27 kg actieve stof per ha. Tomaten zijn erg gevoelig voor de aardappelziekte, maar ook meeldauw en botrytis kunnen schade toebrengen. Vandaar het hoge fungicidegebruik (20 kg AS/ha, waarvan 12 kg AS/ha toegelaten in de biologische landbouw). Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat tomaten 10 maanden lang wekelijks worden geoogst. De voornaamste plagen zijn: mineervlieg, luis, rups, witte vlieg, spint. Virusziektes, waaronder het vrij recent opgedoken pepinomozaïekvirus, zijn niet altijd te behandelen met viruspreparaten. Daarom blijven genetisch gezond uitgangsmateriaal en hygiëne belangrijk. Het aandeel van producten toegelaten in de biologische landbouw is sinds 2017 sterk toegenomen en komt in 2022 op 14 kg actieve stof per ha (51%). Ten opzichte van 2014 is het gebruik van gewasbescherming in de tomatenteelt sterk toegenomen, toen kwam het totale gebruik op 17 kg actieve stof per ha.

Voor peren komt het gemiddelde gebruik op 69 kg actieve stof per ha. Bijna de helft zijn fungiciden (34 kg AS/ha) tegen schurft, echte meeldauw en vruchtrot. Fungiciden toegelaten in de biologische landbouw zijn een gevestigde waarde (9 kg AS/ha). De groeiregulatoren en de afweermiddelen tegen perenbladvlo vallen onder de toepassingsgroep andere (22 kg AS/ha). Het gebruik van andere producten toegelaten in de biologische landbouw steeg van 3 kg in 2014 naar 18 kg actieve stof per ha in 2022. Deze stijging kan grotendeels verklaard worden door de toename van het product Surround WP Crop Protectant, een kaoline klei die de ei-afleg van de perenbladvlo in het begin van het seizoen voorkomt door de gehele boom te bedekken. Er is dus een grote hoeveelheid product nodig en het bevat per kg product 950 g aluminiumsilicaat. De insecticiden (10 kg AS/ha) zijn tegen fruitmot, bladluis, fruitspintmijt en roestmijten. Deze plagen worden met bijna uitsluitend met producten toegelaten in de biologische landbouw bestreden. Het gebruik van feromoonverwarring en andere geïntegreerde gewasbeschermingstechnieken zijn een succes. De herbiciden (4 kg AS/ha) worden gebruikt om de voet van de fruitbomen onkruidvrij te houden. In 2014 was dit nog 5 kg actieve stof per ha, wat er mogelijk op wijst dat er meer mechanische onkruidbestrijding wordt ingezet. Ten opzichte van 2014 is het totale gebruik van gewasbescherming in de perenteelt toegenomen.

Appelen worden minder behandeld dan peren, namelijk 40 kg actieve stof per ha. Het zijn hoofdzakelijk fungiciden (30 kg AS/ha, waarvan 9 kg AS/ha toegelaten in de biologische landbouw). Door de stijgende druk van plagen, steeg het gebruik van insecticiden naar bijna 6 kg actieve stof per ha. Deze worden grotendeels met producten toegelaten in de biologische landbouw bestreden (5 kg AS/ha). Ten opzichte van 2014 is het totale gebruik van gewasbescherming in de appelteelt toegenomen.

Areaal verzamelaanvraag

In 2022 bedraagt het unieke landbouwareaal in hoofdteelt op basis van de verzamelaanvraag 587.251 ha. Omdat er ook gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is op voor- en nateelten, worden de 187.481 ha meegenomen. Dit zijn grasland in voorteelt (59.656 ha), groenbedekkers in nateelt (125.879 ha) en een beperkt aantal ha groenten in openlucht in nateelt. In totaal komt het landbouwareaal op 774.733 ha.

In 2022 nemen volgende teelten het grootste aandeel in: grasland en grasklaver (35%, waarvan 8% in voorteelt), maïs (22%, waarvan 16% voedermaïs), groenbedekkers (16%), graangewassen (10%, waarvan 7% wintertarwe) en aardappelen (6%, waarvan 5% bewaaraardappelen). De detailcijfers over de gewassen zijn te bekomen door het downloaden van de data van de figuur.

De toename van het totale areaal tijdens de periode 2014-2022 (+21%) is voornamelijk toe te schrijven aan de groenbedekkers, die ten opzichte van 2014 meer dan verdrievoudigd zijn. De grootste stijging was in 2015. Toen werd via het mestactieplan (MAP) 5 de verplichting opgenomen om een vanggewas in te zaaien na de oogst van de hoofdteelt om uitspoeling van nutriënten tegen te gaan. In 2019 werden er via MAP 6 bijkomende maatregelen genomen om het areaal vanggewas jaarlijks uit te breiden. Ook het areaal van de andere gewasgroepen neemt toe, uitgezonderd fruitteelt beschut (-1%).