Op deze website staan een aantal indicatoren over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie. Die indicatoren zijn gelinkt aan elkaar en er is een bepaalde hiërarchie. Deze pagina geeft duiding bij de indicatoren, de methodologie, de onderlinge verbanden, de hiërarchie tussen indicatoren en de interpretatie van de resultaten.

Een eerste blok indicatoren gaat in op het hervormingspad en de uitgaven van het GLB op niveau van de Europese Unie, op de Vlaamse budgetten vastgelegd in het meerjarig financieel kader (MFK) van de Europese Unie, en op de Vlaamse invulling van de huidige GLB-periode 2023-2027 met daarbij de vastgelegde budgetten per maatregel. Een tweede blok indicatoren toont de gerealiseerde uitbetalingen van Vlaanderen voor de beleidsmaatregelen voor de periode 2010-2023. Een belangrijke subgroep daarvan zijn de indicatoren met betrekking tot de rechtstreekse betalingen. 

Hervormingspad en uitgaven van het GLB

In alle Europese lidstaten wordt de landbouwsector ondersteund en gestuurd door het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie (EU). Het eerste blok indicatoren start daarom met indicator 1 over het hervormingspad en de uitgaven van het GLB. Die indicator gaat in op de evolutie van dat landbouwbeleid op Europees niveau en hoe dit op niveau van de EU leidt tot veranderende uitgaven voor de beleidsinstrumenten. Enkel de Europese middelen komen hier aan bod. De indicator gaat eveneens in op het belang van het landbouwbudget door middel van het aandeel van dat budget in het bruto nationaal product (bnp) van de lidstaten en het aandeel in het totale budget van de EU.

De grootte van het Landbouwbudget binnen de Europese Unie en hoeveel een lidstaat ontvangt, wordt bepaald door het meerjarig financieel kader (MFK) van de EU. Binnen de markt- en inkomenssteun (Pijler 1 van het GLB) zijn voor de rechtstreekse betalingen enveloppes per lidstaat vastgelegd. Dit is eveneens het geval voor het plattelandsbeleid (Pijler 2 van het GLB). Binnen België worden die aan de hand van verdeelsleutels aan de regio’s toegekend. Indicator 2 toont de vastgelegde budgetten voor Vlaanderen voor de twee Pijlers van het GLB. Het gaat hier om zowel de Europese middelen als de Vlaamse cofinanciering en dit voor de laatste twee MFK-periodes (2014-2020 en 2021-2027).

Indicator 3 bespreekt vervolgens de Vlaamse invulling van het GLB voor de periode 2023 -2027. Het gaat dan om de doelstellingen en de maatregelen in het Vlaams strategisch GLB-plan en de verdeling van de vastgelegde budgetten uit indicator 2 over de verschillende maatregelen. 

Vlaamse betalingen van het GLB

Een tweede belangrijk blok indicatoren gaat in op de gerealiseerde uitbetalingen vanuit Vlaanderen voor de verschillende maatregelen van het GLB en dit voor de periode 2010-2023. De tijdreeks overspant drie periodes van het meerjarig financieel kader (MFK) van de Europese Unie, met name budgetjaren 2007-2013, 2014-2020, en 2021-2027. De tijdreeks omvat eveneens drie periodes van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) waarbinnen de maatregelen gelijk blijven, met name kalenderjaren tot en met 2014, 2015-2022 en vanaf 2023. De betalingen zijn afkomstig uit het Algemeen Betaalsysteem van het Vlaams Betaalorgaan van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Dat betaalsysteem ligt mee aan de basis om de geldstromen tot op het detailniveau van de begunstigden te verantwoorden ten overstaan van de controle- of auditinstanties en voor de rapportering aan de Europese Unie. De belangrijkste maatregelen zijn voor Pijler 1 de rechtstreekse betalingen en de marksteun van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit (GMO groenten en fruit). Voor Pijler 2 is dat de investerings- en vestigingssteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) en de agromilieuklimaatmaatregelen (AMKM).

Er is een hiërarchie binnen het tweede blok indicatoren. Indicator 4 toont overkoepelend de betalingen voor alle maatregelen van de markt- en inkomenssteun (Pijler 1 van het GLB) en het plattelandsbeleid (Pijler 2 van het GLB). Dit omvat eveneens maatregelen waarvoor op Europees niveau niet op voorhand budgetten per lidstaat vastgelegd zijn maar die wel onderdeel zijn van het GLB-kader. Daarvan is de marktsteun van Pijler 1 in het kader van de GMO groenten en fruit voor Vlaanderen veruit het belangrijkst.

Rechtstreekse betalingen 

Indicator 5 gaat uitgebreid in op een belangrijke subgroep maatregelen: de rechtstreekse betalingen die uit een aantal componenten bestaan. In eerste instantie wordt ingezoomd op de betalingen voor de verschillende componenten rechtstreekse betalingen, het aantal landbouwers met een rechtstreekse betaling en het gemiddeld bedrag rechtstreekse betalingen per landbouwer voor 2010-2023. De evoluties als gevolg van opeenvolgende GLB-hervormingen worden besproken. Daarna wordt ingegaan op de verdeling van de rechtstreekse betalingen en de landbouwers met rechtstreekse betalingen naargelang bedrijfstype, leeftijdscategorie en provincie voor de periode 2015-2023.

Indicator 6 en indicator 7 gaan in detail in op twee componenten van de rechtstreekse betalingen, de gekoppelde steun voor de zoogkoeienhouderij en de premie voor jonge landbouwers. Die laatste is nieuw vanaf 2015. Naast de evolutie van het bedrag, het aantal landbouwers en het bedrag per landbouwer wordt ook hier ingezoomd op de verdeling naargelang bedrijfstype, leeftijdscategorie en provincie.

Een laatste indicator met betrekking tot rechtstreekse betalingen, indicator 8, bekijkt hoe gelijk of ongelijk de verdeling van de rechtstreekse betalingen is in Vlaanderen. Daarvoor worden bedrijven ingedeeld naargelang de groottecategorie van de rechtstreekse betalingen per bedrijf en wordt het aandeel landbouwers en het aandeel van de rechtstreekse betalingen per groottecategorie besproken. Daarnaast wordt nagegaan hoeveel procent van de rechtstreekse betalingen de 20% bedrijven met de grootste rechtstreekse betalingen per bedrijf ontvangen en hoe dit evolueert. 

Plattelandsbeleid

Ten slotte worden de twee belangrijkste maatregelen van het plattelandsbeleid (Pijler 2 van het GLB) behandeld. Indicator 9 en indicator 10 zoomen in op de betalingen vanuit het VLIF (Vlaams Landbouw Investeringsfonds). De klemtoon ligt op de investeringssteun en de vestigingssteun voor jonge landbouwers. Dit omvat een algemene beschrijving van de evolutie van de betalingen, het aantal landbouwers en het bedrag per landbouwer voor 2010-2023. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de uitbetalingen door middel van een kapitaalpremie en een rentesubsidie. Tevens wordt ook hier de verdeling naargelang bedrijfstype, leeftijdscategorie en provincie gemaakt voor 2015-2023. De resultaten worden zowel per jaar als geaggregeerd voor de volledige vorige GLB-periode 2015-2022 besproken.

Indicator 11 gaat dieper in op de betalingen voor agromilieuklimaatmaatregelen (AMKM) van Pijler 2 en de ecoregelingen, een nieuw instrument dat valt onder de rechtstreekse betalingen van Pijler 1. Ecoregelingen leunen aan bij de AMKM van Pijler 2, en zijn in hoofdzaak eenjarige hernieuwbare verbintenissen, waar AMKM typisch meerjarige verbintenissen zijn. De evolutie van de betalingen van de aparte AMKM en ecoregelingen wordt besproken waarbij eveneens ingegaan wordt op het aantal landbouwers en het gemiddeld bedrag. Daarnaast wordt ook hier de verdeling naargelang bedrijfstype, leeftijdscategorie en provincie gemaakt voor het totaal van de groep AMKM en de groep ecoregelingen. Specifiek voor de AMKM worden, naast het totaal van de AMKM, de resultaten getoond van de AMKM van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij en de AMKM van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), de zogenaamde beheerovereenkomsten (BO’s). Ten slotte gaat bijzondere aandacht naar de biosteun die gedurende de GLB periode 2010-2014 onder de AMKM valt, zich buiten het AMKM-kader bevindt voor 2015-2022 en vanaf 2023 deels valt onder de AMKM en deels onder de ecoregelingen. 

Methodologische toelichting betalingen

Bij de analyses over de betalingen gaat het steeds om het totaal van Europese en Vlaamse middelen. Voor de Vlaamse middelen zijn, naast de Vlaamse cofinanciering van EU-middelen, eveneens de betalingen die gebeurd zijn met puur Vlaamse middelen opgenomen voor de maatregelen die onder het GLB vallen. Betalingen vanuit het Agentschap Landbouw en Zeevisserij voor maatregelen buiten het GLB, die gefinancierd worden met uitsluitend Vlaamse middelen, dus zonder EU-financiering, zijn niet weergegeven. Het gros van de betalingen is voor Vlaamse landbouwers met dieren en percelen in Vlaanderen. Voor rechtstreekse betalingen gaat het eveneens om betalingen aan Vlaamse interregionale landbouwers voor hun percelen in Wallonië en om betalingen aan buitenlandse landbouwers voor hun percelen in Vlaanderen. Bij de GMO groenten en fruit omvat dit eveneens de buitenlandse producenten die aangesloten zijn bij een Vlaamse producentenorganisatie (PO).

Voor de rechtstreekse betalingen zijn het nettobedragen. De sancties en kortingen, bijvoorbeeld door het niet voldoen aan de randvoorwaarden, zijn in mindering gebracht. In een (zeer) beperkt aantal gevallen zijn de bedragen daardoor negatief. Dat kan bijvoorbeeld in geval een sanctie of het saldo van een sanctie van een campagne uit het verleden in mindering gebracht is in de huidige campagne en indien in die campagne de landbouwer geen of minder rechtstreekse betalingen ontvangt. Negatieve bedragen doen zich eveneens voor bij de investerings- en vestigingssteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) waar er jaren nadat een bedrag is uitbetaald in een aantal gevallen een terugvordering gebeurd is. Ten slotte doen zich in een beperkt aantal gevallen negatieve bedragen voor bij agromilieuklimaatmaatregelen.

Afhankelijk van de (groep) maatregelen is een andere tijdsindeling meer opportuun in de context van een rapportering in Vlaanderen. Voor de maatregelen gelinkt aan de jaarlijkse indiening van de verzamelaanvraag en gelinkt aan een oppervlakte is dit naargelang de campagne. Campagne 2023 komt dan bijvoorbeeld overeen met het indienen van de verzamelaanvraag in april 2023 en de uitbetalingen daarvan vinden plaats in 2023 en 2024. Het gaat daarbij vooral om de rechtstreekse betalingen binnen Pijler 1 en de agromilieuklimaatmaatregelen van Pijler 2. Voor de ad-hoc-crisismaatregelen en de steun voor de GMO groenten en fruit binnen de marktsteun van Pijler 1, is het eveneens volgens campagne. Reden is dat indien een ad-hoc-crisismaatregel in schijven uitbetaald wordt in verschillende kalenderjaren, en indien er terugvorderingen zijn, dit verwarrend overkomt in de rapportage en het resultaat vertekend wordt, wat betreft het aantal landbouwers en het gemiddelde bedrag per landbouwer dat uitbetaald is. Voor de steun in het kader van de GMO groenten en fruit komt campagne X overeen met het jaarlijks operationeel programma dat overeenkomt met kalenderjaar X, maar waarvan de saldo betaling in kalenderjaar X+1 gebeurt. Voor de overige marktsteun binnen Pijler 1 en de overige Pijler 2-maatregelen waaronder de betalingen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), gebeurt dit volgens kalenderjaar (januari-december). 

Niet alle betalingen gebeuren rechtstreeks aan landbouwers. Soms is er een intermediaire derde partij betrokken. Tevens zijn niet alle maatregelen gericht op landbouwers of is de impact voor landbouwers indirect. Van het totaal van de betalingen die rechtstreeks aan landbouwers gebeuren is er in indicator 4 eveneens een onderverdeling gemaakt naargelang bedrijfstype, leeftijd en provincie voor de periode 2020-2023. Hierbij wordt enkel de steun aan Vlaamse landbouwers meegenomen, niet die van de Waalse en buitenlandse landbouwers. Het gaat dan in hoofdzaak om de rechtstreekse betalingen van Pijler 1, en de agromilieuklimaatmaatregelen (AMKM) en de investerings- en vestigingssteun van Pijler 2. De steun in het kader van de GMO groenten en fruit wordt niet rechtstreeks aan de landbouwers uitbetaald maar aan de producentenorganisaties (PO’s). Daarvan is een belangrijk deel van de steun bedoeld om de algemene werking van de PO te financieren. Daarnaast kunnen landbouwers intekenen op acties uit het operationeel programma van de PO en daarvoor steun ontvangen. Omdat die steun van de GMO indirect ten goede komt aan de landbouwers en een belangrijke component is binnen het GLB in Vlaanderen is de steun per individuele PO verdeeld over de landbouwers die lid zijn van die PO op basis van hun omzet. Er is geopteerd voor dit criterium omdat de omvang van de Europese steun die een PO kan ontvangen eveneens bepaald wordt op basis van de gezamenlijke omzet van de leden van een PO. De bedoeling is niet om analyses uit te voeren per individuele landbouwer en per PO maar om op een geaggregeerd niveau een indicatie te hebben van de steun naargelang bedrijfstype, leeftijd en provincie.

Het bedrijfstype wordt bepaald op basis van de percelen zoals aangegeven in de jaarlijkse verzamelaanvraag van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij en de dieraantallen beschikbaar bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). In een aantal gevallen, vooral in het geval van investerings- en vestigingssteun, is de steun niet uitbetaald aan het klantennummer dat de aangifte in de verzamelaanvraag doet maar aan een zaakvoerder of natuurlijk persoon verbonden aan dat bedrijf. Die betalingen zijn eveneens toegewezen aan dat bedrijf en dat bedrijfstype.

Tot en met 2022 konden enkel actieve landbouwers rechtstreekse betalingen ontvangen. Dit is ook het geval voor een aantal andere maatregelen waaronder de agromilieuklimaatmaatregelen. Het begrip actieve landbouwer was tot en met 2022 echter eerder ruim op te vatten en de regels waren in praktijk niet zo strikt. Hobby- en kleine parttime-landbouwers en pensioenboeren konden nog altijd steun aanvragen als landbouwer. Daarnaast ontvingen ook een aantal andere actoren waarvoor landbouw niet de belangrijkste activiteit is rechtstreekse betalingen. De investerings- en vestigingssteun van het Vlaams Investeringsfonds (VLIF) daarentegen was door het stellen van extra voorwaarden altijd al gericht op (meer) professionele landbouwers. In het GLB 2023-2027 is er voor een belangrijk deel van de maatregelen waaronder rechtstreekse betalingen en investerings- en vestigingssteun een nieuwe en meer strikte definitie van de actieve landbouwer met als doel de steun meer te richten op de actieve landbouwers. Een van de voorwaarden is het halen van een minimale standaardverdiencapaciteit uit de landbouwactiviteiten en vooral die voorwaarde heeft een belangrijke impact op het aantal landbouwers dat in aanmerking komt voor rechtstreekse betalingen. Voor 2023 kwamen luchthavens, spoorwegdiensten, waterwerken, vastgoeddiensten of permanente sport- en recreatiegebieden niet in aanmerking als actieve landbouwer. Vanaf 2023 is dat ook het geval voor een overheidsinstelling, een erkende terreinbeherende natuurvereniging, een universiteit of hogeschool.