Het aandeel korteketenbedrijven ten opzichte van het totaal aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen is gestegen van 10% in 2016 naar 18,6% in 2020. In absolute cijfers zijn er 4.329 landbouwbedrijven die één of meerdere korteketenactiviteiten uitoefenen in 2020.

De cijfers zijn afgeleid uit de gegevens die door Statbel om de 3 à 4 jaar worden opgevraagd via een grote bijkomende enquête bij landbouwers over heel België. Deze enquête wordt uitgevoerd naast de jaarlijkse landbouwtelling van Statbel. De meest recente enquête over korteketenactiviteiten dateert van 2020.

De korteketenactiviteiten zijn in de vragenlijst onderverdeeld in vier categorieën:

  • Hoeveverkoop omvat de verkoop van verse producten op de eigen hoeve(-winkel), via automaten of webwinkels. Daarbij is ook de verkoop op andere hoeves waarmee de landbouwer een samenwerking mee heeft, onderdeel van deze categorie. Voorts behoort ook de verkoop op het veld tot de hoeveverkoop. Hiermee wordt bedoeld: zelfoogstboerderijen of zelfpluk. 
  • Verkoop op de markt omvat de rechtstreekse verkoop van producten door de producent zelf of een afgevaardigde van het landbouwbedrijf. Boerenmarkten en buurderijen zijn voorbeelden hiervan.
  • Tot de categorie pakkettensystemen behoren pakketten van landbouwproducten die afzonderlijk of in de vorm van abonnementen verkocht worden via consumentengroepen, coöperatieven, gespecialiseerde winkels, platformen, etc. Wanneer de pakketten op de hoeve zelf of op een markt verkocht worden, dan behoort deze activiteit niet tot het pakkettensysteem (maar tot de hoeveverkoop of verkoop op markt). 
  • Als laatste is er de categorie andere korte ketenactiviteiten dat alle activiteiten bevat die niet tot een van de vorige categorieën behoort. Voorbeelden hiervan zijn verkoop via lokale supermarkten en verkoop aan horeca

Het aandeel korteketenbedrijven ten opzichte van het totaal aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen is gestegen van 8,6% in 2013 naar 10% in 2016 en tot 18,6% in 2020. In absolute cijfers waren er 2.133 landbouwbedrijven die één of meerdere korteketenactiviteiten uitoefenden in 2013. In 2020 steeg dit aantal tot 4.329 landbouwbedrijven, wat iets meer dan een verdubbeling is ten opzichte van 2013. Het totaal aantal landbouwbedrijven in de periode van 2013 tot 2020 daalde daarentegen van 24.884 tot 23.225, een daling van 1.659 bedrijven (of 6,7%).

Hoeveverkoop is met voorsprong de meest uitgeoefende korteketenactiviteit in 2020. Van alle bedrijven die minstens één korteketenactiviteit uitvoeren, oefent 94% een vorm van hoeveverkoop uit. In 2016 was dit percentage 83%. Zoals eerder vermeld vallen ook zelfplukboerderijen onder de categorie hoeveverkoop, waardoor de bovenstaande percentages niet enkel wijzen op de aanwezigheid van een hoevewinkel maar ook de andere vormen van rechtstreekse verkoop op het landbouwbedrijf zelf. Daarnaast verkoopt 6% van de korte ketenlandbouwers landbouwproducten rechtstreeks op de markt en heeft 4% een pakkettensysteem. 11% van de bedrijven met korte keten voert een andere korteketenactiviteit uit dan de drie bovengenoemde activiteiten.

Een landbouwer kan meerdere korteketenactiviteiten combineren. De activiteit hoeveverkoop komt ook in deze tabel naar voren als de meest uitgeoefende activiteit. Zo heeft 83% van de korteketenbedrijven enkel hoeveverkoop als korteketenactiviteit. Voor bedrijven met enkel een pakkettensysteem, verkoop op de markt of andere korteketenactiviteit zijn de aandelen in 2020 respectievelijk 0,9%, 1,5% en 3,7%. In totaal beoefent 89% van de bedrijven dus slechts één korteketenactiviteit uit. 8% van de bedrijven combineert 2 activiteiten en resterende 3% combineert 3 of meer activitieten.

De meeste korteketenbedrijven in 2020 zijn geclassificeerd als akkerbouwbedrijven, met een totaal aantal van 1.151 bedrijven. Van het totaal aantal bedrijven met korteketenactiviteiten is 27% een akkerbouwbedrijf. Melkvee en vleesvee komen daarnaast het meest voor, met respectievelijk 13% en 10%. Akkerbouw is echter ook het meest voorkomende bedrijfstype in de totale populatie van landbouwbedrijven, dus zowel van bedrijven met als zonder korteketenactiviteiten. Hierdoor is het logisch dat het bedrijfstype akkerbouw de meeste korteketenbedrijven vertegenwoordigt.

Wanneer we per bedrijfstype kijken hoeveel het aandeel korteketenbedrijven bedraagt, valt op dat voornamelijk de tuinbouw procentueel de meeste korteketenbedrijven bevat. De aandelen van de bedrijfstypes in de tuinbouw variëren tussen 30 en 32% Voorts is 35% van alle bedrijven met het bedrijfstype ‘gemengde gewassen’ een korteketenbedrijf, wat het hoogste is van alle bedrijfstypes. Varkens en pluimvee (11%), vleesvee (15%) en akkerbouw (16%) scoren lager.

Jonge bedrijfsleiders doen gemiddeld gezien meer aan korteketenverkoop dan oudere bedrijfsleiders. De meeste bedrijfsleiders in de landbouwsector bevinden zich in de oudere categorieën ‘45-55 jaar’, ‘55-65 jaar’ en ‘ouder dan 65 jaar’. Het aandeel korteketenlandbouwers is echter het hoogst voor de jongere leeftijdscategorieën, ‘jonger dan 35 jaar’ en ‘35-45 jaar’, met respectievelijk 27,5% en 27,9%. Voor de oudere bedrijfsleiders is dit het laagst (10%).

Korteketenbedrijven zijn gemiddeld groter dan bedrijven zonder korte keten (30,6 ha t.o.v. 26,8 ha). Naast de oppervlakte is de standaardopbrengst (SO) een criterium om de economische bedrijfsgrootte over alle bedrijfstypes heen in kaart te brengen. Uit onderstaande figuur blijkt dat korteketenactiviteiten verhoudingsgewijs vaker voorkomen op bedrijven met een hogere standaardoutput en het minst vaak bij de bedrijven met de kleinste standaardoutput.

Onderstaande kaart geeft per gemeente het aandeel van de bedrijven weer dat minstens 1 korteketenactiviteit uitoefent. Het aandeel ligt hoger in gemeenten in de buurt van steden (meer klanten in de directe omgeving) of in gemeenten waar vooral bedrijfsspecialisaties (vb. groenten en fruit) voorkomen die vaker korteketenactiviteiten uitoefenen.