GLB: (07) Jonge landbouwers
Kruimelpad
Voor meer uitleg over de verschillende GLB-indicatoren verwijzen we naar de wegwijsindicator.
Kernboodschappen
- In 2023 ontvingen 827 landbouwers in totaal 8,5 miljoen euro aan aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers, wat neerkomt op gemiddeld 10.330 euro per landbouwer. Het budget in 2023 ligt een stuk hoger dan voorheen.
- In 2023 is de grootste groep, 29,7% van de landbouwers, een gespecialiseerd melkveebedrijf. Zij hebben een aandeel van maar liefst 40,7% van de betalingen aan jonge landbouwers.
In 2015 is een nieuw instrument, een betaling voor jonge landbouwers ingevoerd om de instroom en de verjonging van de landbouwsector te bevorderen. In 2023 is die inkomenssteun voor jonge landbouwers hernomen en is het budget verhoogd van 2% van het budget rechtstreekse steun De inkomenssteun die de landbouwers ontvangen uit de eerste pijler van het Europese landbouwbeleid (= markt- en inkomenssteun). Het gaat om een basinkomenssteun, een betaling voor jonge landbouwers, een hervormde steun voor zoogkoeienhouderij, een herverdelende betaling en ecoregelingen. Meer info naar 3%. De betaling gebeurt per subsidiabele hectare, voor maximum 90 ha, en met een groter bedrag voor de eerste 45 ha. Het eenheidsbedrag per ha is afhankelijk van het aantal aanvragen. Een jonge landbouwer kan voor vijf opeenvolgende jaren die betaling ontvangen. Voorwaarden zijn dat in het eerste jaar van aanvraag de jonge landbouwer maximaal 40 jaar is, dat die niet eerder dan 5 jaar geleden gestart is en dat het gaat om een eerste vestiging. De landbouwer moet betalingsrechten hebben, want de steun jonge landbouwers is een top-up daarop, en moet voldoen aan eisen inzake vakbekwaamheid en zeggenschap.
De toename van het aantal aanvragen in 2018 is een gevolg van een versoepeling van de voorwaarden. Waar voordien het aantal jaar tussen de eerste vestiging en de eerste aanvraag in mindering gebracht werd van het aantal jaar dat de steun ontvangen kon worden, is dat vanaf 2018 niet meer het geval. In 2020 vervalt het effect van die versoepeling en valt ook de groep landbouwers die in 2015 voor de eerste keer een aanvraag deed weg. Vandaar de terugval in het aantal landbouwers. Tot en met 2017 ontving een jonge landbouwer in praktijk maximaal een top-upbetaling van maximaal 88,72 euro per ha. In 2018 is eveneens die maximumvereiste versoepeld. Hierdoor en door het grote aantal aanvragen vanaf 2018 kon het vastgelegde budget voor jonge landbouwers volledig benut worden en is er een lichte toename van de uitbetalingen na 2017. De toename in 2020 en 2021 is ook hier door het tijdelijk wegvallen van de transfer van Pijler 1 naar Pijler 2 naar aanleiding van de covidcrisis. In 2023 is er door het nieuwe GLB een grote toename van het budget. Die toename is groter dan de ingeplande verhoging van het budget voor jonge landbouwers van 2% naar 3% van de rechtstreekse betalingen doordat er eveneens ongebruikte middelen van andere maatregelen binnen de rechtstreekse betalingen gebruikt zijn. Het aantal uitbetalingen in 2023 komt uit op 827, wat min of meer het peil van de vorige jaren is. Er is daardoor een sterke toename van het bedrag per bedrijf tot 10.330 euro per bedrijf in het nieuwe GLB.
In 2023 is de grootste groep, 29,7% van de landbouwers, een gespecialiseerd melkveebedrijf en die hebben een aandeel van 40,7% van de rechtstreekse betalingen van jonge landbouwers. De melkveehouderij is voor de hele periode 2015-2023 de belangrijkste sector. Vooral de laatste twee jaar is er een toename van het aandeel bedrijven en het aandeel steun. De akkerbouw volgt op afstand met 14,5% van de landbouwers en 13,4% van de steun. Bedrijven met gewassen en veeteelt ontvangen gemiddeld 11,4% van de steun. Vleesvee is met 5,3% wat ondervertegenwoordigd. Terwijl het aandeel van melkvee toeneemt is de tendens bij vleesvee en gemengd rundvee met vlees- en melkvee dalend. Dit is eveneens een weerspiegeling van de structurele evolutie waarbij het aantal bedrijven met gemengd rundvee afneemt. Het bedrag per bedrijf ligt in 2023 met 14.197 euro per bedrijf gemiddeld het hoogst voor melkvee, gevolgd door bedrijven met gewassen-veeteelt, gemengde bedrijven met graasdieren-varkens-pluimvee en gemengde bedrijven met melk- en vleesvee.
West-Vlaanderen ontvangt met 43,1% met voorsprong het grootste aandeel van de betalingen naar jonge landbouwers. Oost-Vlaanderen en Antwerpen volgen met respectievelijk 22,6% en 15,9%.