Eind 2023 bestaat de Belgische zeevisserijvloot uit 59 commerciële vaartuigen. De vloot is de afgelopen decennia kleiner geworden, maar het gemiddelde vaartuig is groter geworden.

Eind 2023 bestaat de Belgische zeevisserijvloot uit 59 commerciële vaartuigen met een globale capaciteit van 43.190 kilowatt (kW) aan motorvermogen en 13.422 bruto-tonnenmaat (BT) qua tonnage. Dat zijn 5 vaartuigen minder dan in 2022: 6 vaartuigen hebben de vloot verlaten, waarvan 1 vaartuig vervangen werd door een nieuw schip dat de sector verder zal verduurzamen. In 2010 telde de commerciële vloot nog 89 vaartuigen, in 2000 127, in 1990 zelfs 201. 

Deze dalende trend past in het Europese streven naar een afbouw van de capaciteit van de EU-vloot met het oog op een duurzaam beheer van de visbestanden. In 2009 verdwenen bijvoorbeeld in één klap 11 Belgische vaartuigen in het kader van een stillegplan dat een antwoord bood op de oliecrisis. Het gemiddelde Belgische visserijvaartuig is in de loop der jaren groter geworden en is nu goed voor 732 kW en 227 BT. In 2000 was dat nog respectievelijk 500 kW en 182 BT.

32 vaartuigen maken deel uit van het grote vlootsegment (vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW) en 27 vaartuigen van het kleine vlootsegment (vaartuigen met een motorvermogen van maximaal 221 kW). Ruim 86% van het motorvermogen en 82,5% van de tonnage behoort tot het grote vlootsegment. Het gaat daarbij vooral om boomkorvaartuigen, gespecialiseerd in de vangst van platvissen, zoals tong en pladijs, al winnen alternatieve visserijtechnieken de laatste jaren aan belang. Het kleine vlootsegment bestaat uit kustvissers, vooral gericht op garnalenvangst, en eurokotters, die ook verder afgelegen visgebieden opzoeken. Zeebrugge is de thuishaven van 38 vaartuigen, Oostende van 13. Daarna volgen Nieuwpoort (6) en Blankenberge (2). 

Een Belgisch vaartuig is gemiddeld bijna 27,4 jaar oud.  Ondanks de vernieuwing van de voorbije jaren zijn slechts 10 vaartuigen jonger dan 10 jaar. Het merendeel van de vaartuigen is tussen 20 en 40 jaar oud. Ook op de bestaande vissersvaartuigen wordt volop geïnvesteerd in aanpassingen aan vistuig, efficiëntere en innovatieve technieken en – uiterst belangrijk- veilige en verbeterde werk- en leefomstandigheden. De reders blijven ook geloven in de vernieuwing van de vloot.

Iets meer dan een derde van de actieve Belgische vissersvaartuigen is in buitenlandse handen. Het zijn voornamelijk Nederlandse reders die door de Europese capaciteitsbeperking niet meer konden groeien in eigen land en lieten hun oog vallen op Vlaamse vaartuigen. Alle vissersvaartuigen die onder Belgische vlag varen, moeten aantonen dat ze een daadwerkelijke economische band met de Belgische kuststreek hebben. Dat betekent dat ze in principe verplicht zijn om ten minste 50% van de vangst aan te landen en te verkopen in België of ten minste 50% van de bemanning aan te monsteren in België.

Dit is een Vlaamse openbare statistiek: vissersvloot.