Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bevat vergroeningseisen op het vlak van permanent grasland, gewasdiversiteit en ecologisch focusgebied. Welke mogelijkheden bestaan er voor equivalentie in de vorm van milieucertificeringssystemen? Wat kunnen we leren van bestaande initiatieven in Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk? Een nieuw rapport van de studiedienst van het Departement Landbouw en Visserij gaat dieper in op deze en andere vragen.

De Europese discussie rond de certificering van de equivalentie van alternatieven voor de drie vergroeningseisen is nog niet afgerond. Bij de huidige stand van zaken blijken er nog heel wat bemerkingen te formuleren, onder meer over de onduidelijkheid rond het concept equivalentie zelf en over het ontbreken van de daarvoor te hanteren regels. Er bestaan ook een aantal gevaren: een verhoogde complexiteit voor zowel overheid als betrokken land- en tuinbouwers en de risico’s wanneer de erkenning van een voor equivalentie opgezet milieucertificeringssysteem geweigerd zou worden.

Het Franse ‘Haute Valeur Environnementale’-certificeringssysteem zit in de opstartfase en beoogt de deelname van het merendeel van de Franse landbouwers. Uit de aanpak zijn een reeks boeiende lessen te trekken. De benadering van vergroening door Nederland is interessant omdat sterk wordt ingezet op alternatieve invullingen van equivalentie in de vorm van agrarisch natuurbeheer en duurzaamheidscertificaten en op een gedeeltelijk collectieve realisatie van de doelstellingen. De case van het Verenigd Koninkrijk is erg instructief omdat daarmee een systematiek wordt aangereikt om een erkenning of certificering op bedrijfsniveau af te leveren op basis van het implementeren van een als voldoende belangrijk beoordeelde ‘hoeveelheid’ agromilieumaatregelen.

Op basis van de verzamelde informatie en de huidige stand van zaken lijkt het best verdedigbare standpunt voor Vlaanderen de omzetting van de vergroeningseisen met maximale benutting van de flexibiliteit die wordt aangereikt voor de invulling van de EFA-component. Het concept equivalentie is immers nog te wankel is om daar een milieucertificeringssysteem op te bouwen. Bovendien lijkt het onmogelijk om zo’n systeem op relatief korte termijn operationeel te krijgen en heeft het slechts zin om een alternatief uit te werken als het merendeel van de land- en tuinbouwers er zich voor zou kunnen inschrijven. Individuele certificering van bedrijven zou daarvoor in elk geval te traag gaan en er bestaan buiten de gecertificeerde biologische bedrijven evenmin systemen in Vlaanderen die rechtstreeks voor equivalentie in aanmerking zouden komen.