Welke maatregelen nemen de Vlaamse land- en tuinbouwers tegen langdurige droogte? In dit focusrapport halen we uit verschillende bronnen cijfers aan. We bespreken de steunaanvragen bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) en de resultaten van een enquête bij de deelnemers van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) tijdens het voorjaar van 2021.

Een droogteperiode kan overbrugd worden door water op te vangen en op te slaan. Om dit technisch mogelijk te maken zijn extra investeringen nodig. Landbouwers kunnen financiële steun aanvragen bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Na goedkeuring wordt 30% (40% als het gaat om jonge landbouwers tot en met 40 jaar) van de investeringskosten uitbetaald.

In de periode 2017-2021 is er 5,6 miljoen euro steun gegeven aan 1.055 goedgekeurde investeringen, wat zorgde voor 991.076 m³ bijkomende capaciteit van wateropvang en -opslag. De grootste volumes werden gerealiseerd via regenwaterreservoirs (46%) en -bassins (43%). Regenwaterbassins zijn vooral terug te vinden op glastuinbouwbedrijven. Toch zijn ook de investeringstypes met kleinere volumes, bijvoorbeeld opslag van drainwater of spuiwater of infiltratiebekken, van belang in de strijd tegen de droogte. Gietwater is veruit de grootste bestemming van het opgevangen water (52%). Daarna volgen reinigen van stallen en materieel (13%), aanlengen van gewasbeschermingsmiddelen (8%), reinigen van werktuigen en machines (7%), drinkwater voor dieren (7%) en irrigatie (6%).

Uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN), het boekhoudnetwerk van het Departement Landbouw en Visserij bestaande uit een 600-tal Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven, blijkt dat in 2020 62% van de bedrijven hemelwater opvangt. Dat is goed voor een capaciteit van 817.000 m³. Of anders gesteld: 38% heeft nog geen hemelwateropvang. Zelfs niet alle glastuinbouwbedrijven hebben een regenwateropvangsysteem. Bij herbouw of verbouwing is regenwateropvang sinds 2014 verplicht.

Uit een enquête waaraan 571 LMN-land- en tuinbouwers tijdens het voorjaar van 2021 deelnamen, blijkt dat de meeste bedrijven 2, 3 of meerdere waterbronnen combineren. Ze kunnen zo het risico bij extreme droogte beter spreiden. 108 bedrijven hebben aangegeven water te hergebruiken. Een minderheid gebruikt maar één bron, waarvan 67 bedrijven enkel grondwater en 14 bedrijven enkel leidingwater.

De keuze van de waterbron hang af van de beschikbaarheid, maar ook van de waterkwaliteit nodig voor de bestemming van het water. Er wordt nog relatief veel gereinigd met grondwater of leidingwater, wat milieukundig minder goed is. De aanmaak van gewasbeschermingsmiddelen en de irrigatie van gewassen kan nog vaker met hemel- en oppervlaktewater.

27% van 571 bedrijven irrigeert zijn gewassen in openlucht. Haspels met spuitkanon en druppelirrigatie komen het meest voor. Dan volgen beregeningsboom, waterton of aalton en beregeningssproeiers. Druppelirrigatie is de meest accurate en efficiënte techniek, maar technisch en of economisch niet overal toepasbaar.

Zonder de glastuinbouwbedrijven hebben 262 bedrijven werkende drainagebuizen, goed voor 4.829 hectare. 25 bedrijven vangen het drainagewater op om te kunnen hergebruiken bij droogte. Vijf bedrijven hebben peilgestuurde drainagebuizen zodat de grondwaterstand te allen tijde aangestuurd kan worden. Onderhoud van de drainagebuizen, opdat ze blijven werken, is een belangrijk aandachtspunt.

Op de vraag of er andere waterbesparende maatregelen worden toegepast, heeft 57% positief geantwoord. Waterzuinig reinigen van de stallen wordt het meest aangegeven, gevolgd door drinkwatervoorziening met o.a. antimorsrand of drinknippels.

Samenwerking in verband met wateropslag en/of -hergebruik kan zeker nog verder gestimuleerd en mede-georganiseerd worden, aangezien slechts acht bedrijven dit nu al doen.