In de periode 2014-2019 heeft het Vlaamse programma voor plattelandsontwikkeling PDPO III (2014-2020) al meer dan 281 miljoen euro steun uitgekeerd. Ongeveer de helft komt van het EU-budget, de andere helft van Vlaanderen. Het merendeel van het geld ging naar investeringssteun, agromilieu-klimaatmaatregelen en beheerovereenkomsten. Daarna volgen steun voor opleidingen, overnamesteun voor jonge landbouwers en de LEADER-projecten op het platteland. Met deze en andere maatregelen zet het PDPO III onder meer in op innovatie, duurzaamheid en het verhogen van de weerbaarheid van de landbouwsector.

Meer dan 15.800 bedrijven ontvingen in de periode 2014-2019 steun voor hun investeringen, gericht op het verhogen van de weerbaarheid van het bedrijf, een efficiënter energiegebruik of een reductie van de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak. De investeringen vonden vooral plaats op gemengde, melkvee- en tuinbouwbedrijven.

De maatregel ‘VLIF-projectsteun voor innovaties in de landbouw’ stimuleert pure innovatie en vernieuwing op het land- en tuinbouwbedrijf en vult de gewone investeringssteun aan. De maatregel wil innovatieve ideeën en concepten op het vlak van productie, verwerking en afzet van landbouwproducten ondersteunen. In de periode 2014-2019 werden 88 innovatieve projecten geselecteerd, waarvan in 2019 de eerste 10 projecten volledig zijn afgerond.

De vierde oproep voor het Europees Innovatiepartnerschap (EIP) was een succes. Er zijn in 2019 opnieuw vijf operationele groepen geselecteerd, wat het totaal brengt op 23 operationele groepen. Binnen een operationele groep organiseren geïnteresseerde land- en tuinbouwers, adviseurs, onderzoekers, ondernemers en/of andere actoren zich rond een concreet vraagstuk uit de praktijk, waarvoor ze samen naar een innovatieve oplossing zoeken.

In totaal werden er bijna 22.000 opleidingen uitbetaald met een totaal van meer dan 530.000 deelnemers is de periode 2014-2019. De georganiseerde opleidingen waren zeer divers van aard, zowel van thema als van duurtijd: ze varieerden van cursussen en stages tot korte vormingsactiviteiten. Ze behandelden technische aspecten, maar ook gingen ook in op bedrijfsvoering, wetgeving, milieu en dierenwelzijn.