Dit rapport beschrijft 26 maatregelen waardoor de landbouwer kan bijdragen aan de bescherming van Europese habitats en soorten. Voor een aantal is er al een bruikbaar instrument beschikbaar, voor andere nog niet. Het gaat om collectieve, bedrijfsgebonden maatregelen of maatregelen inzake weide-, akker- of waterbeheer.

Om de biologische diversiteit in de Europese Unie te waarborgen werd het ecologische netwerk van speciale beschermingszones “Natura 2000” opgericht. Na de afbakening van de speciale beschermingszones volgde de vastlegging van de instandhoudingsdoelstellingen om deze zeldzame Europese habitattypes en soorten duurzaam in stand te houden. Ook buiten de speciale beschermingszones moeten er Europees te beschermen soorten in een gunstige staat van instandhouding gebracht worden. In Vlaanderen werden daarom soortenbeschermingsprogramma’s en managementplannen opgemaakt.

Van de totale oppervlakte van het Natura 2000-netwerk in Vlaanderen (166.320 hectare) was 41% in landbouwgebruik in 2013. Landbouwers kunnen op vrijwillige basis meewerken aan de realisatie van de instandhoudingsdoelen. Dit rapport beschrijft hiertoe enkele specifieke maatregelen, maar ook goede landbouwpraktijken (vermijden van verzuring, eutrofiëring van waterlopen, verhinderen van erosie) dragen bij tot een goede soortenbescherming.

Voor een gebiedsgerichte aanpak voor natuurdoelen is het wenselijk dat zich samenwerkingsvormen met en tussen landbouwers ontwikkelen. Beduidend betere resultaten worden bereikt als de maatregelen op elkaar worden afgestemd in tijd en ruimte. De wettelijke regeling speelt daar het best snel op in. Bestaande praktijkvoorbeelden geven aan dat de mogelijkheid voor de oprichting van ‘collectieven’ draagvlak heeft bij de belangrijkste doelgroep (de landbouwers). Advisering en doorstroming van kennis zijn noodzakelijk zodanig dat de landbouwers inzicht krijgen in het te realiseren natuurdoel en ze de haalbaarheid van de maatregel voor hun bedrijf afdoende kunnen inschatten.