Het eerste rapport over het stimuleren van samenwerking in de land- en tuinbouw geeft een (niet limiterend) overzicht van mogelijkheden, drijfveren en knelpunten voor samenwerking. Het rapport geldt als ‘eerste kennismaking’ met voor- en nadelen van samenwerking in de landbouwsector.

De land- en tuinbouwproducenten werden de voorbije jaren geconfronteerd met voortdurende veranderingen, zowel in de voedselketen als in de bredere maatschappij. Daardoor is een hernieuwde aandacht ontstaan voor samenwerking en de meerwaarde ervan voor de land- en tuinbouwer.

Het is echter algemeen bekend dat samenwerking niet alleen voordelen heeft – zoals een daling van de kosten, een verbeterde onderhandelingspositie, de realisatie van nieuwe mogelijkheden en/of het gezamenlijk vermarkten van producten – , maar ook gepaard kan gaan met problemen en knelpunten. Samenwerking vraagt namelijk een aanzienlijke investering van de partners, zowel in termen van tijd, middelen als menselijk kapitaal.

Dit rapport wil een beeld scheppen van de mogelijkheden die samenwerking kan bieden en de knelpunten die ermee gepaard kunnen gaan. Om dat te staven en er lessen uit te trekken, worden cases uit het buitenland beschreven.

Ook de overheid kan een rol spelen bij het faciliteren en ondersteunen van samenwerking. De beleidsmaatregelen die gebruikt kunnen worden om samenwerking te stimuleren, worden in een afzonderlijk rapport besproken, nl. “Stimuleren van samenwerking in de land- en tuinbouw. Deel 2: Mogelijkheden in het kader van het Europese Plattelandsbeleid” (Vuylsteke & de Regt, 2011). Hierbij ligt de focus op de mogelijkheden in de tweede pijler van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB): plattelandsontwikkeling.