Vanuit de sector en de overheid is er vraag naar onafhankelijke informatie over de kostprijs en de rentabiliteit van landbouwproducten. Het rapport gaat dieper in op de belangrijkste technische en economische resultaten van de vleesveehouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). De beschrijving gebeurt op niveau van de bedrijfstak vleesvee.

Dit rapport gaat dieper in op de belangrijkste technische en economische resultaten van de vleesveehouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). Het LMN is het boekhoudpakket beheerd door het Departement Landbouw en Visserij.

De economische resultaten voor de vleesveehouderij zijn in de periode 2009-2013 slecht. In geen enkel jaar werd een positief arbeidsinkomen gehaald. De opbrengsten zijn gedurende de jaren gestegen, maar daartegenover stonden ook stijgende variabele en vaste kosten.

Opbrengsten worden gehaald uit de verkoop van stieren, vaarzen en zoogkoeien. In 2013 ligt de totale opbrengst per zoogkoe op 2.056 euro, 10% meer dan in 2012. De voederkosten hebben een een aandeel van 48% in de totale kosten. De prijs van het krachtvoeder ligt in 2013 44% hoger dan in 2009. In 2013 bedragen de totale kosten exclusief eigen arbeid gemiddeld 2.479 euro per zoogkoe.

In 2013 bedraagt het bruto saldo (opbrengsten – variabele kosten) 553 euro per zoogkoe. Het familiaal arbeidsinkomen (bruto saldo – vaste kosten) is met -441 euro per zoogkoe sterk negatief. Dat houdt in dat niet alle kosten vergoed worden. Het arbeidsinkomen is al vijf jaar op rij negatief. Als bovendien de vergoeding voor eigen arbeid, in 2013 gelijk aan 741 euro, in mindering gebracht wordt, bekomt men een zeer sterk negatief netto bedrijfsresultaat (-1182 euro per zoogkoe in 2013).

Vanwege het grote aandeel van fictieve intresten in de totale kosten is een cashflow voor financieringslast berekend. Deze is voor alle boekjaren positief, wat aangeeft dat de werkelijke ontvangsten groter waren dan de werkelijke kosten. Zowel in het arbeidsinkomen als in de cash flow worden de zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag niet mee opgenomen. Als deze wel mee opgenomen worden, is er in 2009 en 2010 een positief arbeidsinkomen van respectievelijk 162 en 124 euro, maar in de drie jaren erna blijft het arbeidsinkomen negatief.

Er is een zeer groot en significant verschil tussen de 50% zwakst presterende bedrijven en de 50% sterkst presterende bedrijven (op basis van bruto saldo). In bruto saldo is er een verschil van 603 euro per zoogkoe, wat een gevolg is van hogere totale opbrengsten en - in mindere mate - van lagere variabele kosten. Ook bij de vaste kosten is er een verschil van 8% tussen beide groepen, waardoor de spreiding in het arbeidsinkomen oploopt tot 684 euro per zoogkoe.

Lees ook de vorige rapporten: