InterPIG is een internationale groep van varkenseconomen/experten uit 18 productielanden. Economische en technische data met betrekking tot gangbare varkensproductie worden op een zo gestandaardiseerd mogelijke manier verzameld en geanalyseerd. Op die manier wordt inzicht nagestreefd over de oorzaken van eventuele verschillen. Belgische data zijn gebaseerd op de FOCUS-tool van Boerenbond en in mindere mate op gegevens uit het Landbouwmonitoringsnetwerk van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij.

Eind 2023 zijn de data voor 2022 geanalyseerd. Hieronder worden een aantal relevante gegevens kort besproken. Alle data betreffen kosten in euro, exclusief BTW.

Productiekosten

In een eerste grafiek worden de kosten voor gesloten bedrijven weergegeven voor alle in 2022 in de InterPIG-data opgenomen productiegebieden binnen en buiten de EU, uitgedrukt in euro per kg warm karkasgewicht. Voor sommige landen zijn meerdere productiegebieden (bv. Brazilië in de regio Mato Grosso (MT) en Brazilië in de regio Santa Catarina (SC), meerdere klassen bedrijven (bv. volledige populatie in Denemarken versus de 33% beste bedrijven), of types bedrijven (bv. Groot Brittannië indoor productie (IN) versus Groot Brittannië outdoor productie (OUT) onderscheiden.

Het is meteen duidelijk dat er grote verschillen zijn in kostprijs met als laagste kost 1,41 euro per kg warm slachtgewicht (Brazilië Mato Grosso) en als hoogste kost meer dan het dubbele: 2,89 euro per kg warm slachtgewicht (Italië). Brazilië scoort laag op alle kostenposten, maar aangezien de voerkosten doorwegen, liggen vooral de lage voerkosten aan de basis. In Brazilië is het aandeel van het voer in de totale kost veruit het hoogst: 75 à 80%. Ook de arbeidskosten liggen laag, vooral door de lage uurlonen die niet volledig worden tenietgedaan door de lagere arbeidsefficiëntie in vergelijking met Europa. Ook de VS kan gemiddeld tegen veel lagere kosten produceren dan de Europese productiegebieden. 

De hoge kosten in Italië hebben onder andere te maken met het slachtgewicht (ca 170 kg) dat veel hoger ligt dan in de rest van de EU. Ook Zweden kent een hoge kostprijs, zowel op het vlak van voer en arbeid als van gebouwen. 

De kosten voor België liggen ongeveer op hetzelfde niveau als voor Nederland en voor Spanje. In Spanje zijn de kosten echter normaalgezien een stuk lager, de hoge kost in 2022 is het gevolg van de hoge biggenuitval door PRRS. De iets hogere kost in Nederland in vergelijking met België is het gevolg van hogere mestafzetkosten.

Denemarken is binnen de EU kostenleider, met de laagste productiekost, onder meer door een hoge productie-efficiëntie (zowel het hoogste aantal vleesvarkensrondes per jaar als het hoogste aantal gespeende biggen per zeug) en een goed georganiseerde sector.

De Duitse kostprijs is relatief hoog, onder meer als gevolg van hoge gebouwenkosten.

De kosten per big werden gecorrigeerd voor een gewicht van 30 kg. Het is andermaal duidelijk dat in Denemarken de laagste kostprijs wordt gerealiseerd. De Belgische kostprijs ligt op ongeveer hetzelfde niveau als de Nederlandse en Franse kostprijs. De kost voor Spaanse biggen is uiteraard nadelig beïnvloed door de PRRS-uitbraak.

Technische prestaties

Het aantal verkochte slachtvarkens per zeug per jaar varieert tussen 23,1 (outdoor productie in GB) en 31,5 (Denemarken). De voerconsumptie per kg levend gewicht situeert zich van 2,38 (Brazilië Santa Catarina) tot 3,64 (Italië). Vooral Nederland en Denemarken combineren hoge efficiëntie op het vlak van reproductie met hoge voerefficiëntie.

Qua magervleespercentage scoort België het best, wat in combinatie met de zeugproductiviteit en het slachtgewicht resulteert in één van de hoogste magervleesproducties per zeug per jaar.

Evoluties

Er zijn constante vaststellingen zoals het kostenleiderschap van Denemarken binnen de EU sinds 2017, maar de mindere economische resultaten van Spanje in 2022 zijn zoals eerder vermeld een gevolg van een PRRS-uitbraak. Het is dus ook nuttig de gegevens over een langere periode te bekijken. Om het overzicht te bewaren worden alleen de gegevens voor een aantal geselecteerde Europese productielanden weergegeven voor de periode 2012-2022: België, Nederland, Duitsland, Denemarken, Frankijk, Zweden en Spanje.

Het is meteen duidelijk dat de kosten in belangrijke mate zijn toegenomen in 2021 en 2022, vooral te wijten aan hoge voerprijzen en in mindere mate aan hoge energieprijzen. Vanaf 2017 heeft Denemarken het kostenleiderschap overgenomen van Spanje. De kosten in België en Frankrijk evolueren vrij parallel. Duitsland lijkt qua kosten steeds dichter aan te sluiten bij het hoge kostenland Zweden.

De voerefficiëntie verbetert in alle besproken landen tussen 2012 en 2022. Procentueel verbeteren Denemarken, België en Spanje het meest. De schommelingen (verschil tussen beste en slechtste prestatie) zijn het grootst in België en Spanje. Er lijkt weinig verband te zijn tussen voerkosten en voerefficiëntie. In vergelijking met de buurlanden is de voerefficiënte in België nog voor verbetering vatbaar. 

De zeugenproductiviteit stijgt in alle besproken landen aanzienlijk tussen 2012 en 2022. België is, samen met Zweden en in mindere mate Duitsland, de felste stijger (een stijging met 20%, of 1 vleesvarken extra per 2 jaar). De productiviteit is in Zweden echter nog steeds 1,5 varken minder. In Denemarken is de zeugenproductiviteit sinds 2017 eerder stabiel.

Conclusie

De Belgische varkenssector scoorde, ondanks de relatief kleine schaalgrootte van de bedrijven en dankzij goed vakmanschap en professionele omkadering, in 2022 gemiddeld tot bovengemiddeld, in vergelijking met buurlanden en vergelijkbare productielanden. Op het vlak van zeugenproductiviteit is de evolutie al vrij gunstig, maar op het vlak van voerefficiëntie is nog winst te boeken.

Meer lezen?