De bodembalans van de Vlaamse landbouw kwantificeert de stikstof- en fosforhoeveelheden die door de beroepslandbouw op de cultuurgrond enerzijds worden aangevoerd (via kunstmest, dierlijke mest, andere mest, zaden en plantmateriaal, atmosferische stikstofdepositie, biologische stikstoffixatie) en anderzijds worden afgevoerd (via ammoniakemissie en gewasafvoer). Het verschil tussen aan- en afvoer wordt het overschot op de bodembalans genoemd en kan beschouwd worden als een maat voor de potentiële vervuiling van bodem, lucht en water door de landbouw. Hoe lager dit overschot, hoe beter voor het milieu.

De bodembalans van de Vlaamse landbouw geeft de nutriëntenstromen (stikstof en fosfor) weer die verbonden zijn aan de dierlijke en plantaardige productie op de landbouwbodem. Het verschil tussen aan- en afvoerstromen wordt het overschot op de bodembalans genoemd en kan beschouwd worden als een maat voor de potentiële vervuiling van bodem, lucht en water door de landbouw.

De studie omvat vijf hoofdstukken. Na een inleiding wordt het concept van de bodembalans uitgelegd. Omdat de berekeningswijze veranderd is, wordt de methode uitvoerig omschreven (hoofdstuk 3 en 4). De resultaten per deelstroom worden ten slotte samengebracht in een bodembalans voor Vlaanderen en voor de 11 rivierbekkens (hoofdstuk 5). Voor 2007 wordt er eerst een vergelijking gemaakt tussen de oude en de nieuwe berekeningsmethode. Vervolgens wordt de evolutie van het overschot tussen 2007 en 2009 geschetst. Een foutenanalyse op de gewasafvoer geeft aan dat er een minimale fout op het overschot in acht genomen moet worden. Immers, alle rekenfouten komen in het overschot terecht. Het overschot per hectare wordt afgetoetst met de Vlaamse doelen uit het Milieubeleidsplan 2008-2010, zijnde 70 kg stikstof per ha en 3,6 kg fosfor per ha tegen 2010. Hieruit wordt duidelijk waar er nog extra inspanningen nodig zijn.